Medicatie_basis_toedieningsvormen

Medicatie: Basis en toediening
1 / 22
volgende
Slide 1: Tekstslide
Verpleging en verzorgingMBOStudiejaar 2

In deze les zitten 22 slides, met interactieve quizzen, tekstslides en 1 video.

time-iconLesduur is: 60 min

Onderdelen in deze les

Medicatie: Basis en toediening

Slide 1 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Lesdoelen
Je hebt inzicht in de komende periode
Je kan het doel en de risico's van medicatie benoemen
Je hebt kennis van toedieningsvormen van medicatie
Je kan de regel van 5 benoemen

Slide 2 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Welke toedieningsvormen van medicatie ken jij?


Slide 3 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

  • Oraal --> tablet, dragee, capsule, poeder, drank
  • Rectaal --> zetpil
  •  Transcutaan --> pleisters, zalf
  • Vaginaal
  • Onder de tong
  • Intraveneus
  • Intramusculair
  • Subcutaan
  • Neus /  oog / oor
  • Inhalatie

Slide 4 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Risico's medicijngebruik

  • Bijwerkingen
  • Cumulatie (ophoping)
  • Wisselwerking
  • Verslaving
  • Gewenning/tolerantie

Slide 5 - Tekstslide

Bijwerkingen:
Niet gewenste en schadelijke effecten van een geneesmiddel
waarvan de gebruikelijke dosering is gegeven

Cumulatie: Wanneer het middel te vaak
wordt gegeven is de vorige
dosis nog niet voldoende
uitgescheiden en stijgt de
plasmaconcentratie
voortdurend. Dan ontstaat
ophoping of cumulatie van
het geneesmiddel tot
toxische of zelfs lethale
dosis

interactie:
Een wisselwerking tussen medicijnen die tot verandering in de werking en bijwerkingen kunnen leiden

gewenning: Je lichaam went aan het medicijn en je hebt een steeds hogere dosis nodig om hetzelfde effect te ervaren.


Meer uitleg

Slide 6 - Tekstslide

Tabletten, dragees en capsules kunnen zo gemaakt zijn dat de werkzame stof niet in de maag, maar pas in de dunne darm vrijkomt. Hierdoor kan het maagzuur het medicijn niet aantasten.
Deze medicijnen mogen nooit gekauwd, gebroken of gemalen worden.

Zetpillen bestaan uit een gemakkelijk smeltende stof waarin de geneesmiddelen zijn verwerkt. Het geneesmiddel wordt via de slijmvlieswand van de darmen snel in het bloed opgenomen.


Toedieningswegen
- enteraal: via het maag-darmstelsel 


- parenteraal: buiten het maag-darmstelsel 


-topisch = 
via de huid en alleen lokaal/plaatselijk
 


Injectie               insufflatie
infuus                 sublinguaal
transdermaal

Cutaan                oogdruppels
inhalatie             nasaal
klysma                 vaginaal

oraal
maag-of duodenale sonde
rectaal

Slide 7 - Tekstslide

Entereraal
oraal (via de mond), veel geneesmiddelen zoals tabletten, capsules of druppels.
maag- of duodenale sonde, veel geneesmiddelen en sondevoeding.
rectaal (via de anus), verschillende soorten geneesmiddelen, als zetpil of klysma.

parenteraal
injectie (subcutaan, intradermaal, intramusculair)
infuus (intraveneus) in de aders.
transdermaal (fentanylpleister)
Insufflatie (nasaal)
Sublinguaal (pilletje onder de tong, nitroglycerine)

Topisch
cutaan (op de huid), bijvoorbeeld allergietest, plaatselijke verdoving.
inhalatie, bijvoorbeeld astmamedicatie.
klysma, bijvoorbeeld voor contrastvloeistof.
oogdruppels.
oordruppels.
nasaal (in de neus)
vaginaal (in de vagina), oestrogenen, antibacteriële middelen.
Welke toedieningsvormen zijn net benoemen?

Slide 8 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Toediening via de slijmvliezen
Oculair: ogen druppelen
  
Sublinguaal: onder de tong

Buccaal: via de wangslijmvlies

Nasaal: via de neus

Via het oor

Slide 9 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies


Verschillende manieren van toediening via injectie

Slide 10 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Wat check je bij het geven van medicatie?

Slide 11 - Open vraag

Deze slide heeft geen instructies

Regel van vijf J's

Slide 12 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Medicatie aanreiken en toedienen
Aanreiken:
  • de zorgverlener geeft de medicatie aan de zorgvrager

Toedienen:
  • de zorgverlener geeft de medicatie omdat de zorgvrager dit zelf niet kan.

Slide 13 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Slide 14 - Video

Deze slide heeft geen instructies

Wat wordt verstaan onder cumulatie van medicijnen?
A
te veel medicijnen
B
ophoping van medicijnen
C
afhankelijkheid
D
steeds meer nodig voor dezelfde werking

Slide 15 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Wie heeft de bevoegdheid om medicatie uit te schrijven?
A
De arts
B
De verpleegkundige
C
De verzorgende
D
De apotheek

Slide 16 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

De reden waarom iemand een medicijn voorgeschreven krijgt noemen we een:
A
contra-indicatie
B
indicatie

Slide 17 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Medicatie die oraal of rectaal wordt ingenomen noemen we een ....... toediening
A
Enterale
B
Parenterale

Slide 18 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Oraal betekent
A
medicijnen via de anus
B
medicijnen via de huid
C
medicijnen via een injectie
D
medicijnen via de mond

Slide 19 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Benoem de regel van 5 J's

Slide 20 - Woordweb

Deze slide heeft geen instructies

Slide 21 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Volgende week: medicatie

Slide 22 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies