Grandes Lignes - Havo2 - Chapitre 1

Havo 2

Chapitre 1
1 / 23
volgende
Slide 1: Tekstslide
FransMiddelbare schoolhavoLeerjaar 2

In deze les zitten 23 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

Onderdelen in deze les

Havo 2

Chapitre 1

Slide 1 - Tekstslide


Welk woord past het beste in de zin?

À Londres, on parle anglais / allemand.
A
anglais
B
allemand

Slide 2 - Quizvraag


Welk woord past het beste in de zin?

Normalement, il fait beau en été / en automne.
A
en été
B
en automne

Slide 3 - Quizvraag


Welk woord past het beste in de zin?


Voilà ma frère / soeur, tu la connais?
A
frère
B
soeur

Slide 4 - Quizvraag


Welk woord past het beste in de zin?

J'aime beaucoup les concerts! Ils sont formidables / nuls.
A
formidables
B
nuls

Slide 5 - Quizvraag

Nager
Arrêter
L'avion
Le château
La dispute
L'ile
L'église
La piscine

Slide 6 - Sleepvraag


Vertaal het dikgedrukte woord naar het Frans.

Op vakantie ga ik het liefst duiken.

Slide 7 - Open vraag


Vertaal het dikgedrukte woord naar het Frans.

Brr! Ik hou niet van de winter. Het is koud!

Slide 8 - Open vraag


Vertaal het dikgedrukte woord naar het Frans.

Waarom ga je niet mee zwemmen?

Slide 9 - Open vraag


Vertaal het dikgedrukte woord naar het Frans.

Wij zijn naar de zee gegaan.

Slide 10 - Open vraag


Wat is de nous-vorm van het werkwoord avoir?
A
allons
B
avons
C
allez
D
avez

Slide 11 - Quizvraag


Wat is de ils-vorm van het werkwoord aller?
A
ont
B
sont
C
vont
D
font

Slide 12 - Quizvraag


Wat is de tu-vorm van het werkwoord être?
A
a
B
as
C
est
D
es

Slide 13 - Quizvraag


Wat is de vous-vorm van het werkwoord faire?
A
fairez
B
faires
C
faites
D
faitez

Slide 14 - Quizvraag

Vertaal:

Wij gaan hebben

Slide 15 - Open vraag

Vertaal:

Men is geweest

Slide 16 - Open vraag

Vertaal:

Hij winkelt

Slide 17 - Open vraag

Vertaal:

Ik ga slapen

Slide 18 - Open vraag

In welke tijd staat deze zin?

Hier, j'ai eu une mauvaise note.
A
Présent
B
Futur Proche
C
Passé composé

Slide 19 - Quizvraag

In welke tijd staat deze zin?

Est-ce que tu aimes les vacances?
A
Présent
B
Futur Proche
C
Passé composé

Slide 20 - Quizvraag

In welke tijd staat deze zin?

Madame Dupont explique le problème.
A
Présent
B
Futur Proche
C
Passé composé

Slide 21 - Quizvraag

In welke tijd staat deze zin?

Je ne vais pas arriver à l'heure.
A
Présent
B
Futur Proche
C
Passé composé

Slide 22 - Quizvraag

Merci 

Slide 23 - Tekstslide