Grandes Lignes - Havo2 - Chapitre 1 (v2)

Havo 2

Chapitre 1
1 / 25
volgende
Slide 1: Tekstslide
FransMiddelbare schoolhavoLeerjaar 2

In deze les zitten 25 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

Onderdelen in deze les

Havo 2

Chapitre 1

Slide 1 - Tekstslide


Welk woord past het beste in de zin?

À Londres, on parle anglais / allemand.
A
anglais
B
allemand

Slide 2 - Quizvraag


Welk woord past het beste in de zin?

Normalement, il fait beau en été / en automne.
A
en été
B
en automne

Slide 3 - Quizvraag


Welk woord past het beste in de zin?


Voilà ma frère / soeur, tu la connais?
A
frère
B
soeur

Slide 4 - Quizvraag


Welk woord past het beste in de zin?

J'aime beaucoup les concerts! Ils sont formidables / nuls.
A
formidables
B
nuls

Slide 5 - Quizvraag

Nager
Arrêter
L'avion
Le château
La dispute
L'ile
L'église
La piscine

Slide 6 - Sleepvraag


Vertaal het dikgedrukte woord naar het Frans.

Op vakantie ga ik het liefst duiken.

Slide 7 - Open vraag


Vertaal het dikgedrukte woord naar het Frans.

Brr! Ik hou niet van de winter. Het is koud!

Slide 8 - Open vraag


Vertaal het dikgedrukte woord naar het Frans.

Waarom ga je niet mee zwemmen?

Slide 9 - Open vraag


Vertaal het dikgedrukte woord naar het Frans.

Wij zijn naar de zee gegaan.

Slide 10 - Open vraag


Wat is het voltooid deelwoord van het werkwoord avoir?
A
avoir
B
été
C
eu
D
fait

Slide 11 - Quizvraag


Wat is het voltooid deelwoord van het werkwoord être?
A
sont
B
être
C
eu
D
été

Slide 12 - Quizvraag


Wat is het voltooid deelwoord van het werkwoord faire?
A
faire
B
fait
C
font
D
faisons

Slide 13 - Quizvraag


Wat is het voltooid deelwoord van het werkwoord parler?
A
parlé
B
parle
C
parles
D
parler

Slide 14 - Quizvraag

___ (mijn) vacances étaient géniales !
A
mon
B
ma
C
mes

Slide 15 - Quizvraag

____ (zijn / haar) soeur est cool.
A
son
B
sa
C
ses

Slide 16 - Quizvraag

_____ (ons) hôtel est dans le centre ville.
A
notre
B
nos
C
ses

Slide 17 - Quizvraag

Ils ont oublié _____ sacs à dos !
A
leur
B
leurs
C
ses

Slide 18 - Quizvraag

Vertaal:
"Heb je een leuke vakantie gehad?"

Slide 19 - Open vraag

Vertaal:
"Ik ben naar Parijs geweest."

Slide 20 - Open vraag

Vertaal:
"Was het koud weer?"

Slide 21 - Open vraag

Vertaal:
"Ik heb gefietst."

Slide 22 - Open vraag

Vertaal:
"Hoe was het?"

Slide 23 - Open vraag

Vertaal:
"Ik ben naar het strand geweest."

Slide 24 - Open vraag

Merci 

Slide 25 - Tekstslide