Journaal in makkelijke taal: quiz 14, 15, 16 januari (met wisbordjes)
Journaal in makkelijke taal: quiz
14, 15, 16 januari 2025
1 / 24
volgende
Slide 1: Tekstslide
NT2Middelbare schoolISKvmbo bLeerjaar 1
In deze les zitten 24 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.
Onderdelen in deze les
Journaal in makkelijke taal: quiz
14, 15, 16 januari 2025
Slide 1 - Tekstslide
Programma
1) Vragen lezen en antwoorden bespreken in je groepje.
2) Video's opnieuw bekijken.
3A) Één of meer zinnen schrijven over een onderwerp.
3B) Of een samenvatting (belangrijkste informatie)
van drie zinnen schrijven over een onderwerp.
Slide 2 - Tekstslide
Doelen
1) Je kunt respectvol samenwerken in een groepje.
2) Je kunt vragen over feiten beantwoorden.
3) Je kunt bij één van de video's:
A) één of meer zinnen schrijven;
B) of een samenvatting van maximaal drie zinnen schrijven.
Slide 3 - Tekstslide
Samenwerken
1) Kies een voorzitter en een schrijver.
2) Lees de vragen. Bedenk de antwoorden.
3) Geef antwoord als de voorzitter je naam noemt.
Kies zelf het nummer van de vraag.
4) Praat samen over het antwoord.
5) Schrijf het antwoord op.
Slide 4 - Tekstslide
Taken van de voorzitter
1) Geef eerst een beurt aan een leerling,
die nog niet zo lang in de ISK zit.
2) Zorg ervoor dat alle leerlingen om de
beurt een antwoord kunnen geven.
3) Zorg ervoor dat alle leerlingen meedoen.
Slide 5 - Tekstslide
Wat kan de voorzitter zeggen?
.... is aan de beurt.
…, jij bent aan de beurt.
…, wat denk jij?
…, denk jij dat ook?
...., ben je het ermee eens?
Slide 6 - Tekstslide
Wat kun je zeggen?
Ik denk dat ook.
Ik ben het ermee eens.
Ik denk dat het niet goed is.
Ik ben het er niet mee eens.
Slide 7 - Tekstslide
Vraag
Welk onderwerp in het journaal van dinsdag, woensdag of donderdag is het belangrijkst voor jou?
Vertel het aan de leerlingen in je groepje.
Slide 8 - Tekstslide
Doel: je kunt vragen over de feiten in het journaal beantwoorden.
Waarom betaalt een deel van de mensen te veel voor internet? (1)
Slide 9 - Tekstslide
Antwoorden
Ze blijven bij dezelfde aanbieder als hun abonnement is afgelopen. Ze blijven dan hetzelfde betalen. Als ze overstappen naar een andere aanbieder kunnen ze korting krijgen. Op die manier kunnen ze geld besparen. (1)
Slide 10 - Tekstslide
Doel: je kunt vragen over de feiten in het journaal beantwoorden.
Wat is er aan de hand met de blauwe bessen uit de diepvries van AH? (kort antwoord). (1)
Slide 11 - Tekstslide
Antwoorden
De blauwe bessen zijn besmet met Hepatitus A. Dat is een virus. (1)
Slide 12 - Tekstslide
Doel: je kunt vragen over de feiten in het journaal beantwoorden.
Wat kan het gevolg zijn van een besmetting met het virus 'Hepatitus A'? (1)
Hoelang duurt het ongeveer? (1)
Slide 13 - Tekstslide
Antwoorden
Gevolgen van een besmetting met Hepatitus A kunnen zijn:
- ontsteking van de lever;
- koorts, buikpijn en vermoeidheid;
- geelzucht. (1)
Het duurt ongeveer zes weken. (1)
Slide 14 - Tekstslide
Doel: je kunt vragen over de feiten in het journaal beantwoorden.
Hoe kunnen mensen besmet worden met het virus 'Hepatitus A'? (algemeen antwoord). (1)
Slide 15 - Tekstslide
Antwoorden
Het virus zit in de poep (de ontlasting) van iemand die besmet is met Hepatitus A. Als die persoon zijn handen niet goed wast (na een bezoek aan het toilet) kan hij andere mensen besmetten. (1)
Slide 16 - Tekstslide
Doel: je kunt vragen over de feiten in het journaal beantwoorden.
Wat is het beroep van Inez Weski? (1)
Zij wordt verdacht. Waarvan wordt zij verdacht? (1)
Slide 17 - Tekstslide
Antwoorden
Zij is advocaat. (1)
Ze wordt ervan verdacht dat ze stiekem criminele berichten heeft doorgegeven (overgebracht) van een crimineel aan zijn bende en van de bende aan de crimineel. (1)
Slide 18 - Tekstslide
Vragen?
Heb je nog vragen?
Slide 19 - Tekstslide
Opdracht
Schrijf één of meer zinnen.
Of schrijf een samenvatting (belangrijkste informatie) van maximaal vier zinnen.
Slide 20 - Tekstslide
Typ twee of meer woorden of één of meer zinnen of een samenvatting van maximaal drie zinnen.
Slide 21 - Open vraag
Ik kan respectvol samenwerken in een groepje.
A
Ik kan het een beetje.
B
Ik kan het goed.
Slide 22 - Quizvraag
Ik kan een bijdrage leveren.
A
ja
B
nee
Slide 23 - Quizvraag
Ik vind het leuk om in een groepje de quiz van het journaal te doen.