lw: de, het, een
znw: mensen, dieren, dingen, planten, namen + er kan een lidwoord voor
ww: doe-woorden: hulpwerkwoord of zelfstandig werkwoord
vz: …de kooi, …de vakantie = alles wat op de puntje kan = vz
bnw: zegt iets over een znw - lw, bnw, znw / lw, bnw, bnw, znw
pvw: ik, je/jij, hij, zij, het, u, wij, jullie, zij + mij, jou, hem, haar, ons, hun/hen
bvw: mijn, jouw, zijn, haar, uw, ons/onze, jullie, hun
vvw: wie, wat, welke, wat voor een, zulke
avw: die, dit, dat, deze