Pak alvast je leesboek, pen en Nieuw Nederlands erbij.
Nederlands havo4
1 / 10
volgende
Slide 1: Tekstslide
NederlandsMiddelbare schoolhavoLeerjaar 4
In deze les zitten 10 slides, met tekstslides.
Lesduur is: 60 min
Onderdelen in deze les
Welkom
Ga lekker zitten.
Pak alvast je leesboek, pen en Nieuw Nederlands erbij.
Nederlands havo4
Slide 1 - Tekstslide
timer
15:00
Slide 2 - Tekstslide
Leesvaardigheid
Ik kan onderwerp, inleiding, slot en tekstverbanden benoemen en een tekst lezen volgens een stappenplan.
Ik weet wat een infographic is en ik kan schematische informatie lezen en relaties leggen met de tekst.
Ik kan verschillende manieren van actief lezen inzetten om een tekst beter te begrijpen en teksten vergelijken.
Slide 3 - Tekstslide
Opdracht
Zoek elkaar op: opdracht 4 gaat bij elkaar zitten en opdracht 7
Bespreek het huiswerk, vergelijk en hoe je op je antwoorden bent gekomen. Antwoorden in Teams
Let ook op welke soort vragen je fout hebt: hele tekst/deel tekst of binnen alinea.
timer
10:00
Slide 4 - Tekstslide
Teksten vergelijken
verschillende teksten lezen over één onderwerp
voldoende juiste informatie?
--> teksten vergelijken met elkaar
Slide 5 - Tekstslide
Teksten vergelijken
1. Lees de eerste tekst en markeer in deze tekst de hoofdzaken.
2. Verwerk de gemarkeerde informatie: (samenvatting, schema, mindmap of combinatie). Noteer achter alle informatie tussen haakjes dat deze uit bron 1 komt. Noteer de gegevens van deze bron in een bronnenlijst. (à Handig! § 4 Stappenplan Documenteren).
3. Lees de tweede tekst (bron 2). Noteer ook de gegevens van deze tekst (bron 2) in je bronnenlijst.
Slide 6 - Tekstslide
Teksten vergelijken
4. Leg de informatie uit bron 2 naast de informatie uit bron 1:
Welke belangrijke informatie uit bron 1 wordt bevestigd? Markeer deze informatie in bron 2.
Welke belangrijke informatie komt niet voor in bron 1? Markeer deze informatie in bron 2 met een andere kleur.
Welke belangrijke informatie uit bron 1 wordt tegengesproken? Onderstreep deze informatie. Zoek met behulp van andere bronnen uit welke informatie juist is: die uit bron 1 of die uit bron 2.