Zone.college H1.1 Lage landen aan de zee

Lage Landen aan zee
1 / 35
volgende
Slide 1: Tekstslide
Mens & MaatschappijMiddelbare schoolvmbo bLeerjaar 2

In deze les zitten 35 slides, met interactieve quizzen, tekstslides en 2 videos.

time-iconLesduur is: 45 min

Onderdelen in deze les

Lage Landen aan zee

Slide 1 - Tekstslide

Lage landen?

Slide 2 - Woordweb

We gaan starten

H1 Lage Landen aan de zee



Een groot deel van Nederland (Laag-Nederland) lag een paar duizend jaar geleden onder water!





Slide 3 - Tekstslide

Slide 4 - Video

Cursus 1.1 Wat zie je in een landschap
Start
Leerdoelen
  • Je weet hoe belangrijk bescherming tegen water is voor Nederland.
  • Je weet hoe Nederland zich beschermt tegen het water
  • Je weet wat een landschap is.
  • Je weet het verschil tussen hoog- en laag-Nederland
  • Je leert de belangrijke begrippen




Slide 5 - Tekstslide

Slide 6 - Video

Door de watersnoodramp veranderde het landschap
Landschap = hoe het land eruit ziet.

Grondgebruik (of bodemgebruik) = hoe het land gebruikt wordt.



Slide 7 - Tekstslide

Belangrijkste begrippen:
Je kunt uitleggen wat Nederland betekent. 
  • Neder-land = laag land. 

Je kunt het belangrijkste kenmerk van het Nederlandse landschap noemen. 
  • Een groot deel van Nederland ligt onder de zeespiegel. 
  • In Nederland houden wij het water tegen met duinen, dijken en dammen (Deltawerken). 
  •  NAP = Normaal Amsterdam Peil


Slide 8 - Tekstslide

*Een dijk ligt tussen het water en het land
*Een dam ligt in het water




Slide 9 - Tekstslide

De Afsluitdijk

Kijk goed naar het volgende filmpje

Is de Afsluitdijk een dijk of een dam?

Slide 10 - Tekstslide

Slide 11 - Link

Opdracht
Zoek via de link op de volgende dia, op welke hoogte jouw dorp of stad ligt. 

Vult dit vervolgens in bij de lessonup

Slide 12 - Tekstslide

Slide 13 - Link

Hoe hoog ligt jouw dorp of stad?
-1030

Slide 14 - Poll

De hoogte aflezen van een kaart
  • Hoogtecijfers = hoeveel meter het gebied boven NAP ligt.
  • Hoogtelijnen = lijnen die punten met dezelfde hoogte op de kaart met elkaar verbinden.
+ 1 meter NAP = Hoog- Nederland
Alles daaronder = Laag-Nederland

Slide 15 - Tekstslide

Geschiedenis Nederland

Foto: Amsterdam 1538

Amsterdam is gebouwd op houten palen, omdat de grond te nat was om op te bouwen.

Slide 16 - Tekstslide

Droogmakerij
Rond 1500 is Nederland begonnen met droogmakerij

- ontstaan van meer land
- meer landbouwgrond

Slide 17 - Tekstslide

Flevoland
1940 begonnen met het leegpompen van het flevomeer.
Vanaf 1950 is de inrichting gestart van het landschap.

Slide 18 - Tekstslide

Quizvragen 1.1 
bladzijde 8 - 10

Slide 19 - Tekstslide

Wat betekent Nederland?
A
Laag land
B
Waterland

Slide 20 - Quizvraag

Dijk
Dam

Slide 21 - Sleepvraag

Wanneer begon men in Nederland met dijken bouwen?
A
rond het jaar 1950
B
rond het jaar 1900
C
rond het jaar 1500
D
rond het jaar 1000

Slide 22 - Quizvraag

Wat is onderdeel van een landschap?
A
Gebouwen
B
Bossen
C
Wegen en rivieren
D
A, B en C

Slide 23 - Quizvraag

Wat is landschap
A
Uiterlijk van het gebied
B
Hoe de mens gebruik maakt van het land

Slide 24 - Quizvraag

Watersnoodramp was in het jaar
A
1853
B
1953
C
1854
D
1954

Slide 25 - Quizvraag

Wat is Laag-Nederland?
A
alles wat hoger ligt dan + 1 meter NAP
B
alles wat lager ligt dan + 1 meter NAP

Slide 26 - Quizvraag

Als mensen het landschap gebruiken voor industrie , dan spreken wij over.
A
Ontbossing
B
Grondgebruik
C
Landschap
D
Industrie

Slide 27 - Quizvraag

NAP staat voor
A
Nederlands algemeen Peil
B
Nederlands Amsterdam Peil
C
Normaal algemeen Peil
D
Normaal Amsterdams Peil

Slide 28 - Quizvraag

Een dorp 50 cm boven NAP hoort bij
A
Hoog-Nederland
B
Laag-Nederland

Slide 29 - Quizvraag

Waarom zijn er dijken?
A
Zonder dijken zou het land erachter overstromen
B
Ze passen goed bij het landschap van Nederland
C
Anders zouden de dijkgraven werkeloos raken
D
Dijken bestaan helemaal niet, dat heeft juf verzonnen

Slide 30 - Quizvraag

Wat is het grote verschil tussen een dam en een dijk?
A
Een dam staat op het land, een dijk in het water
B
Een dam staat in het water, een dijk op het land
C
Er is geen verschil tussen deze twee.
D
Dijken zijn veel kleiner dan dammen.

Slide 31 - Quizvraag

Zou je naast een dijk willen wonen?
A
ja
B
misschien
C
nee

Slide 32 - Quizvraag

Wat heb je geleerd?

Slide 33 - Woordweb

Wat heb je geleerd in 1.1?
* Je weet nu wat een landschap is
* Je weet nu dat bescherming tegen water in Nederland belangrijk is
* Je weet waarom er dijken en dammen zijn
* Je weet wat NAP betekent en hoogtelijnen en -cijfers.

Slide 34 - Tekstslide

Maken:

maken opdracht: 1 t/m 11
blz. 8 t/m 12 

Slide 35 - Tekstslide