In deze les zitten 42 slides, met interactieve quizzen, tekstslides en 5 videos.
Onderdelen in deze les
Ontwikkeling van de peuter
Slide 1 - Tekstslide
1. Een peuter is een kind van 1 tot 4 jaar oud.
A
Juist
B
Onjuist
Slide 2 - Quizvraag
2. In de peutertijd groeit een kind veel minder snel dan in de babytijd
A
Juist
B
Onjuist
Slide 3 - Quizvraag
3. Bij peuters is vooral een ontwikkeling van de grove motoriek te zien.
A
Juist
B
Onjuist
Slide 4 - Quizvraag
4. De meeste kinderen eraan toe zindelijk te worden als ze 2,5 jaar zijn
A
Juist
B
Onjuist
Slide 5 - Quizvraag
5. De hersenen groeien in de baby- en peuterfase niet zo snel
A
Juist
B
Onjuist
Slide 6 - Quizvraag
6. Exploratiedrang is de intense behoefte van een peuter om de wereld te ontdekken
A
Juist
B
Onjuist
Slide 7 - Quizvraag
7. De peuter is in staat om logisch na te denken
A
Juist
B
Onjuist
Slide 8 - Quizvraag
Slide 9 - Tekstslide
Slide 10 - Tekstslide
Slide 11 - Tekstslide
Slide 12 - Tekstslide
Slide 13 - Tekstslide
Slide 14 - Video
Slide 15 - Tekstslide
Slide 16 - Video
Slide 17 - Tekstslide
Slide 18 - Tekstslide
Slide 19 - Tekstslide
Slide 20 - Video
Slide 21 - Tekstslide
Slide 22 - Video
lengte en breedte groei
lengte groei
reflexgedrag
eerste stapjes
brengt veel tijd slapend door
is veel tijd bezig met de wereld te
ontdekken
onzindelijk
zindelijk
veel behoefte aan eten – snelle
groei
minder behoefte aan eten – minder snelle
groei
Slide 23 - Sleepvraag
B. Leg uit dat je een peuter niet zindelijk kunt maken.
Slide 24 - Open vraag
C. Noem de voorwaarden waaraan moet zijn voldaan voordat een kind zindelijk kan worden.
Slide 25 - Open vraag
Zet de juiste omschrijving en het bijpassende voorbeeld bij het kenmerk: concreet denken
Slide 26 - Open vraag
Zet de juiste omschrijving en het bijpassende voorbeeld bij het kenmerk: Magisch denken
Slide 27 - Open vraag
Zet de juiste omschrijving en het bijpassende voorbeeld bij het kenmerk: Animistisch denken
Slide 28 - Open vraag
Met een groep peuters wordt het volgende experiment gedaan. De peuterjuf verkleedt zich in het bijzijn van de peuters als Sinterklaas. Daarna wordt aan de peuters gevraagd waar hun juf nu is. Ze zeggen: ‘Weg.’ Hun geloof in Sinterklaas blijkt na dit experiment eerder groter dan kleiner te zijn geworden. Hoe verklaar je dit?
Slide 29 - Woordweb
Hoe ontstaat bij de peuter zelfbesef?
Slide 30 - Open vraag
Wat is de relatie tussen zelfbesef en normbesef?
A
Zelfbesef is een voorwaarde voor normbesef.
B
Zelfbesef is het gevolg van normbesef
C
Zelfbesef is de oorzaak van normbesef
Slide 31 - Quizvraag
Wat is de relatie tussen zelfbesef en koppigheid?
A
Zelfbesef is een voorwaarde voor koppigheid.
B
Zelfbesef is het gevolg van koppigheid
C
Zelfbesef is de oorzaak van koppigheid.
Slide 32 - Quizvraag
Slide 33 - Video
Op welke leeftijd is in de video sprake van ‘zichzelf herkennen in de spiegel’?
Komt dit overeen met wat in de theorie staat?
Hoe is in de video te zien dat een kind zichzelf herkent?
Slide 34 - Tekstslide
Waarom is het belangrijk dat een peuter de kans krijgt zijn eigen lijfje te kennen?
Slide 35 - Open vraag
Stel, op de peuterspeelzaal zijn peuters bezig hun kleren uit te trekken in de ‘doktershoek’. Hoe reageer jij?
Slide 36 - Open vraag
Kun jij uitleggen waarom de koppigheidsperiode bij peuters ook wel peuterpuberteit wordt genoemd?
Slide 37 - Woordweb
Wat is een verschil tussen de koppigheidsperiode bij peuters en de puberteit bij jongeren?
Slide 38 - Open vraag
Geef drie voorbeelden van situaties waarin je een peuter de kans kunt geven zijn eigen wil te ontwikkelen.
Slide 39 - Woordweb
Geef drie voorbeelden van situaties waarin je een peuter de kans kunt geven om dingen zelf te doen.
Slide 40 - Woordweb
Hoe vonden jullie deze manier van digitaal les krijgen?