V4 H1 terugkijken op test jezelf

Terugkijken op test jezelf H1
NOVA VWO 4
1 / 21
volgende
Slide 1: Tekstslide
ScheikundeMiddelbare schoolvwoLeerjaar 4

In deze les zitten 21 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

Onderdelen in deze les

Terugkijken op test jezelf H1
NOVA VWO 4

Slide 1 - Tekstslide

Terugkijken op H1
Je hebt nu alle opgaven van Test Jezelf online gemaakt. Geef op de dia's hierna aan hoe je aan dit hoofdstuk hebt gewerkt en hoe goed je de leerdoelen beheerst. Volgende week is de toets. Wat heb jij nog nodig om goed voorbereid te zijn?

Slide 2 - Tekstslide

Hoeveel opgaven heb jij gemaakt van het huiswerk bij H1?
A
ik heb alle opgaven gemaakt
B
ik heb 50 - 70% van de opgaven gemaakt
C
ik heb 30 -50% van de opgaven gemaakt
D
ik heb (bijna) geen opgaven gemaakt

Slide 3 - Quizvraag

Hoe werk je het liefst aan de opgaven?
A
ik maak ze het liefst in mijn schrift en kijk ze daarna na
B
ik maak ze het liefst in mijn schrift, maar vergeet vaak na te kijken
C
ik werk het liefst online

Slide 4 - Quizvraag

Hoeveel tijd ben jij PER WEEK bezig met het huiswerk voor scheikunde?
A
ongeveer 30 min per les, dus 1,5 tot 2 uur
B
ongeveer 15 min per les, dus 45 min tot 1 uur
C
ongeveer 5 min per les, dus 15 - 30 min
D
minder dan 15 min per week

Slide 5 - Quizvraag

Beheers je de leerdoelen?
Bekijk nu de resultaten van Test Jezelf.
Geef voor elk leerdoel aan hoe goed jij dit beheerst. Als je een leerdoel nog niet voldoende beheerst, noteer dan voor jezelf (op papier) wat je nog moet doen om te zorgen dat je goed voorbereid bent op de toets.
Neem deze aantekeningen over op de laatste dia van deze les.

Slide 6 - Tekstslide

A. Het atoommodel van Bohr herkennen en beschrijven
A
dit kan ik foutloos
B
ik begrijp het, maar maak nog foutjes. Ik moet nog meer oefenen.
C
ik doe dit meestal niet goed, ik moet dit nog goed leren en oefenen
D
ik heb geen idee wat het is en hoe dat moet

Slide 7 - Quizvraag

B. De begrippen atoomnummer en massagetal gebruiken om een atoommodel te tekenen/beschrijven
A
dit kan ik foutloos
B
ik begrijp het, maar maak nog foutjes. Ik moet nog meer oefenen.
C
ik doe dit meestal niet goed, ik moet dit nog goed leren en oefenen
D
ik heb geen idee wat het is en hoe dat moet

Slide 8 - Quizvraag

C. Beschrijven wat de opbouw van het Periodiek Systeem is en welke informatie chemici hieruit kunnen afleiden
A
dit kan ik foutloos
B
ik begrijp het, maar maak nog foutjes. Ik moet nog meer oefenen.
C
ik doe dit meestal niet goed, ik moet dit nog goed leren en oefenen
D
ik heb geen idee wat het is en hoe dat moet

Slide 9 - Quizvraag

D. Beschrijven wat isotopen zijn
A
dit kan ik foutloos
B
ik begrijp het, maar maak nog foutjes. Ik moet nog meer oefenen.
C
ik doe dit meestal niet goed, ik moet dit nog goed leren en oefenen
D
ik heb geen idee wat het is en hoe dat moet

Slide 10 - Quizvraag

E. De relatieve atoommassa van een element berekenen met behulp van Binas 25
A
dit kan ik foutloos
B
ik begrijp het, maar maak nog foutjes. Ik moet nog meer oefenen.
C
ik doe dit meestal niet goed, ik moet dit nog goed leren en oefenen
D
ik heb geen idee wat het is en hoe dat moet

Slide 11 - Quizvraag

F. Molecuulmassa’s berekenen met behulp van de relatieve atoommassa’s
A
dit kan ik foutloos
B
ik begrijp het, maar maak nog foutjes. Ik moet nog meer oefenen.
C
ik doe dit meestal niet goed, ik moet dit nog goed leren en oefenen
D
ik heb geen idee wat het is en hoe dat moet

Slide 12 - Quizvraag

G. Omrekenen van de hoeveelheid stof naar het aantal deeltjes en andersom
A
dit kan ik foutloos
B
ik begrijp het, maar maak nog foutjes. Ik moet nog meer oefenen.
C
ik doe dit meestal niet goed, ik moet dit nog goed leren en oefenen
D
ik heb geen idee wat het is en hoe dat moet

Slide 13 - Quizvraag

H. Omrekenen van massa naar volume
A
dit kan ik foutloos
B
ik begrijp het, maar maak nog foutjes. Ik moet nog meer oefenen.
C
ik doe dit meestal niet goed, ik moet dit nog goed leren en oefenen
D
ik heb geen idee wat het is en hoe dat moet

Slide 14 - Quizvraag

I. Gebruik maken van het rekenschema
A
dit kan ik foutloos
B
ik begrijp het, maar maak nog foutjes. Ik moet nog meer oefenen.
C
ik doe dit meestal niet goed, ik moet dit nog goed leren en oefenen
D
ik heb geen idee wat het is en hoe dat moet

Slide 15 - Quizvraag

J. De nauwkeurigheid (significantie) van meetgegevens gebruiken bij berekeningen
A
dit kan ik foutloos
B
ik begrijp het, maar maak nog foutjes. Ik moet nog meer oefenen.
C
ik doe dit meestal niet goed, ik moet dit nog goed leren en oefenen
D
ik heb geen idee wat het is en hoe dat moet

Slide 16 - Quizvraag

K. Rekenen aan gehaltes met massa%, ppm, ppb of met volume%, ppm, ppb
A
dit kan ik foutloos
B
ik begrijp het, maar maak nog foutjes. Ik moet nog meer oefenen.
C
ik doe dit meestal niet goed, ik moet dit nog goed leren en oefenen
D
ik heb geen idee wat het is en hoe dat moet

Slide 17 - Quizvraag

L. Rekenen aan reacties met de molverhouding
A
dit kan ik foutloos
B
ik begrijp het, maar maak nog foutjes. Ik moet nog meer oefenen.
C
ik doe dit meestal niet goed, ik moet dit nog goed leren en oefenen
D
ik heb geen idee wat het is en hoe dat moet

Slide 18 - Quizvraag

M. Overmaat en ondermaat
A
dit kan ik foutloos
B
ik begrijp het, maar maak nog foutjes. Ik moet nog meer oefenen.
C
ik doe dit meestal niet goed, ik moet dit nog goed leren en oefenen
D
ik heb geen idee wat het is en hoe dat moet

Slide 19 - Quizvraag

TIPS VOOR HET LEREN VAN DE TOETS
LEREN: Maak een lijst van de blauwe woorden en leer de betekenis. Deze woorden komen voor in de opgaven en moet je kunnen gebruiken in je antwoord. Gebruik je aantekeningen en deze blauwe woorden als je zelf nog een samenvatting wilt maken.
TOEPASSEN: kijk welke opgaven online nog niet goed gingen. Noteer ze op een blaadje en maak ze opnieuw uit je boek. Op de toets moet je de leerstof toepassen, dus oefenen is belangrijker dan het maken van een samenvatting!!!

Slide 20 - Tekstslide

Noteer hieronder welke onderwerpen jij hebt opgeschreven die je nog beter moet bestuderen voor de toets.
Noteer hier ook de opgaven van het huiswerk die nog niet zo goed gingen en die je beter opnieuw kunt maken.
Schrijf erbij hoeveel tijd jij denkt dat dit gaat kosten. Lukt dat op één dag?

Slide 21 - Open vraag