Paragraaf 5.3

Planning
  • Blooket;
  • Theorie 5.3;
  • Tekenopdracht over het hofstelsel;
  • Tijd over --> zelfstandig werken opdrachten 5.3.
1 / 24
volgende
Slide 1: Tekstslide
GeschiedenisMiddelbare schoolhavo, vwoLeerjaar 1

In deze les zitten 24 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

time-iconLesduur is: 45 min

Onderdelen in deze les

Planning
  • Blooket;
  • Theorie 5.3;
  • Tekenopdracht over het hofstelsel;
  • Tijd over --> zelfstandig werken opdrachten 5.3.

Slide 1 - Tekstslide

1. Halfvrij
  • Boeren waren niet vrij doordat ze naar zekerheid en veiligheid hadden gezocht in ruil voor een deel van hun vrijheid
  • -> Horigen

  • Een gebied van een edelman of klooster was een domein en horigen mochten niet zomaar het domein verlaten

  • De onvrijheid van horigen wordt horigheid genoemd





Slide 2 - Tekstslide

2. Leven op een domein
  • Hof: hier woonde de eigenaar of de rentmeester

  • Op een domein werd alles geproduceerd wat mensen nodig hadden (zelfvoorzienend).

  • Horigen betaalden belasting en deden herendiensten (bijvoorbeeld een hek repareren, bomen kappen, werken op het land van de heer )

Slide 3 - Tekstslide

Leenstelsel 
(bestuurlijk/politiek)
Hofstelsel
economisch

Slide 4 - Tekstslide

Hofstelsel 
  • Een dorp met landbouwgrond heette een domein.

  • De heer/rentmeester was de baas van een domein: alle grond was van hem.

Slide 5 - Tekstslide

Veel plichten, weinig rechten
  • Iedereen op het domein van de heer hoorde bij het domein
  • Om op de grond van de heer te kunnen wonen, moest je pacht betalen.
  • De horigen waren ook verplicht om herendiensten, klusjes, te doen.
  • Een horige moest overal toestemming voor vragen, ook om te trouwen

Slide 6 - Tekstslide

Waarom dan daar wonen?
  • Veiligheid
  • Rovers (vikingen), wilde dieren
  • Daarom zochten mensen bescherming bij de heer.

Slide 7 - Tekstslide

Hofstelsel 
  • In het hofstelsel was het domein in twee stukken verdeeld.

  • Het ene deel van de grond was verpacht (verhuurd) aan horige boeren voor eigen opbrengst. Zij moesten een deel van opbrengst als pacht (belasting) betalen

  • De opbrengst van het andere deel was volledig van de heer.

Slide 8 - Tekstslide

Opdracht: teken het hofstelsel
Je tekent een plattegrond van een domein in het hofstelsel. 
Je tekent minimaal:
  1. het hof;
  2. kerk, molen, voorraadschuur, .
  3. Horige boeren;
  4. Vrije boeren.
  5. Akkers.
  • 5/10 minuten de tijd om alleen of in  tweetallen aan de slag te gaan.
  • Klaar: Verder werken aan paragraaf 5.3/nakijken 5.2

Slide 9 - Tekstslide

1. Halfvrij
  • Boeren waren niet vrij doordat ze naar zekerheid en veiligheid hadden gezocht in ruil voor een deel van hun vrijheid
  • -> Horigen

  • Een gebied van een edelman of klooster was een domein en horigen mochten niet zomaar het domein verlaten

  • De onvrijheid van horigen wordt horigheid genoemd





Slide 10 - Tekstslide

Een donjon, of mottekasteel, was een versterkte wachttoren. Hier woonde de heer als er gevaar was.
Het gebied buiten het domein bestond uit de grond van de vrije boeren en de woeste gronden, onontgonnen gebied en bossen.
De vrije boeren moesten tijdens een oorlog wél meevechten met de heer. De wapenuitrusting moesten ze zelf betalen.
De akkers van de heer werden bewerkt door horigen. Er waren akkers waarbij de volledige opbrengst naar de heer ging, en er waren akkers waarbij een deel van de opbrengst voor de horige boeren was. Overigens moesten ze hun pacht ook weer van deze opbrengst betalen.
Het (vroon)hof was de boerderij (hoeve) van de heer. Hier woonde de heer als er geen gevaar was. De opbrengsten van zijn akkers werd in schuren opgeslagen. In woningen naast een vroonhof woonden de horige boeren in geval van gevaar, zoals oorlog.
Bij het vroonhof waren stallen voor de dieren en boomgaarden.
Horigen woonden in vredestijd buiten het vroonhof
Met het hofstelsel bedoelen we het hele systeem (stelsel) van heren en horigen, inclusief de pacht en de herendiensten.

Slide 11 - Tekstslide

Inzage proefwerk
  • Je krijgt jouw digitale opdracht terug en een leeg vel papier.

  • Tijdens het doornemen van het proefwerk lees je mee. Denk je dat iets niet klopt, dan noteer je dit met POTLOOD op je leeg blaadje.

  • Wanneer we klaar zijn met het doornemen van de opdracht, kan je de vraag stellen bij mijn bureau. 

  • Tip: check of de punten goed zijn opgeteld.

Slide 12 - Tekstslide

Wat te doen?!
  • Heb je na de inzage nog een vraag (opgeschreven op je papiertje), dan stel je deze bij mijn bureau.

  • Heb je geen vraag? Ga dan verder met de huiswerkvragen van paragraaf 5.3.

  • Huiswerkdeadline paragraaf 5.3 --> woensdag 7 mei.


Slide 13 - Tekstslide

Planning
  • Deadline 5.3 noteren;
  • Theorie 5.3 afmaken;
  • zelfstandig werken opdrachten 5.3.

Slide 14 - Tekstslide

Deadline 5.3
Schrijf in jouw Plenda:
  • Woensdag 7 mei (2e uur), paragraaf 5.3 af hebben.

Slide 15 - Tekstslide

Wat voor een soort systeem is het hofstelsel?
A
Bestuurlijk
B
economisch

Slide 16 - Quizvraag

Leg kort uit wat het hofstelsel is.

Slide 17 - Open vraag

3. Drie sociale groepen
  • Geestelijken (bidders), Edelen (strijders), Boeren (werkers). Iemands afkomst bepaalde in welke groep ze zaten

  • Stand: groep met een vaste sociale positie en speciale rechten. Edelen en geestelijken hadden privileges.

  • Boeren werden steeds armer.

Slide 18 - Tekstslide

De standensamenleving

Stand: een groep met een vaste sociale positie.

Slide 19 - Tekstslide

De standensamenleving

  • Eerste stand: de Geestelijken, de mensen die in dienst zijn van de kerk. (bidden)

  • Tweede stand: Edelen: leenmannen en sommige ridders. Besturen, rechtspreken en verdedigen van het gebied. (vechten)

  • Derde stand: de rest van de bevolking: vooral boeren, zij zorgen voor het voedsel. (werken)

Slide 20 - Tekstslide

De standensamenleving

De indeling in drie standen bleef tot het begin van de 18e eeuw 
(1700-1800) dezelfde. En als je in een stand geboren was, was het bijna onmogelijk om in een andere stand komen. Heel soms gebeurde dat wel:

  • Bijv. Zoon van een Edelman wordt priester.                                             2e stand             1e stand
  • Bijv. Kind van een rijke boer wordt monnik.                                            3e stand             1e stand

Slide 21 - Tekstslide

4. Samenwerken en handel
  • De adel en geestelijkheid werkten veel samen. Waarom?

  • Graven droegen vaak bij aan kloosters en geestelijken gaven bijvoorbeeld advies

  • In deze periode is er weinig handel en er zijn ook weinig steden. Dorestad is een van de voorbeelden van een stad waar wel handel was. Deze wordt geplunderd door de noormannen.

Slide 22 - Tekstslide

Sleep de teksten naar de juiste plek in de afbeelding
Ik ben van adel
Ik ben een geestelijke
Ik betaal pacht
Eerste stand
Tweede stand
Derde stand

Slide 23 - Sleepvraag

Planning

  • Zelfstandig nakijken 5.1 en 5.2;
  • Tijd over --> zelfstandig werken opdrachten 5.3.

Slide 24 - Tekstslide