Forensisch DNA Onderzoek deel 2

1 / 24
volgende
Slide 1: Tekstslide
Natuur, Leven en TechnologieMiddelbare schoolhavo, vwoLeerjaar 4

In deze les zitten 24 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

time-iconLesduur is: 30 min

Onderdelen in deze les

Slide 1 - Tekstslide

Slide 2 - Tekstslide

Slide 3 - Tekstslide

Welk deel van het DNA wordt gebruikt voor forensisch onderzoek?
A
De chromosomen
B
De volgorde ATTAGC
C
De hypervariabele gebieden
D
De genen

Slide 4 - Quizvraag

Wat is een voorbeeld van een hypervariabel gebied?
A
Het uiteinde van chromosoom 17
B
De basenvolgorde ATAG, die zich x keer herhaalt
C
Het X en Y chromosoom
D
Een restrictie enzym

Slide 5 - Quizvraag

Slide 6 - Tekstslide

Waarom is PCR nodig van een gevonden DNA spoor?
A
Om het gevonden DNA te vermenigvuldigen
B
Om het gevonden DNA te vergelijken
C
Om het gevonden DNA veilig te stellen
D
Om het gevonden DNA te exporteren

Slide 7 - Quizvraag

Wat doet het enzym DNA-polymerase?
A
Nieuwe stikstofbasen aan elkaar koppelen
B
Het dubbelstrengs DNA open ritsen
C
Chromosomen verdubbelen
D
Het DNA openknippen

Slide 8 - Quizvraag

Na 1 cyclus
Na 2 cycli
Na 3 cycli
Strengen openritsen door verhitting
DNA verdubbeling door polymerase

Slide 9 - Sleepvraag

Slide 10 - Tekstslide

Slide 11 - Tekstslide

Slide 12 - Tekstslide

Slide 13 - Tekstslide

Slide 14 - Tekstslide

Slide 15 - Tekstslide

Slide 16 - Tekstslide

Hoe wordt DNA van verdachten vergeleken met een gevonden DNA spoor?
A
Door elektrocutie
B
Door restrictie enzymen
C
Door PCR
D
Door gel-elektroforese

Slide 17 - Quizvraag

Wat doen restrictie enzymen?
A
Die knippen het DNA in even grote stukken
B
Die plakken het DNA aan elkaar
C
Die knippen het DNA op een vaste plek
D
Die kopiëren het DNA

Slide 18 - Quizvraag

Wát wordt er vergeleken van het DNA van plaats delict en dat van verdachten ?
A
Het aantal herhalingen van een locus
B
Het aantal basenparen
C
Het aantal loci
D
Het aantal chromosomen

Slide 19 - Quizvraag

Slide 20 - Tekstslide

Slide 21 - Tekstslide

Waarom zijn er van bijna elk locus
2 pieken?
A
Omdat elk locus 2x per chromosoom voorkomt
B
Omdat chromosomen in paren voorkomen
C
Omdat er 2 cellen zijn onderzocht
D
Omdat de loci door PCR zijn verdubbeld

Slide 22 - Quizvraag

In welke gevallen is er toch maar
1 piek?
A
De persoon in kwestie heeft trisomie 21
B
Op beide chromosomen hetzelfde aantal herhalingen
C
De persoon in kwestie is een vrouw
D
De persoon in kwestie is een man

Slide 23 - Quizvraag

Maak de volgende opdrachten:
8.11 t/m 8.14 en 8.16 t/m 8.23

Slide 24 - Tekstslide