Stijlfiguren 1 en 2

Stijlfiguren
1 / 29
volgende
Slide 1: Tekstslide
NederlandsVoortgezet speciaal onderwijs

In deze les zitten 29 slides, met interactieve quizzen, tekstslides en 1 video.

time-iconLesduur is: 45 min

Onderdelen in deze les

Stijlfiguren

Slide 1 - Tekstslide

timer
2:00
Welke stijlfiguren ken jij al?

Slide 2 - Woordweb

Lesdoel
Aan het einde van deze les weet/kun je:
  • uitleggen waarom stijlfiguren worden gebruikt;
  • het gebruik van de stijlfiguur 'herhaling' herkennen en gebruiken;
  • het gebruik van de stijlfiguren 'pleonasme' en 'tautologie' herkennen en gebruiken;
  • de meest voorkomende stijlfiguren noemen

Slide 3 - Tekstslide

Stijlfiguren
Herhaling, tautologie en pleonasme zijn voorbeelden van stijlfiguren. 
Stijlfiguren gebruik je om indruk te maken op een luisteraar of lezer. 
Met het gebruik van stijlfiguren kun je dingen net iets treffender zeggen.

Slide 4 - Tekstslide

Herhaling
Bij herhaling wordt hetzelfde nog eens met dezelfde woorden gezegd. 
Dit zorgt voor extra nadruk.

Een voorbeeld van herhaling is: Dat is leuk gedaan, heel leuk.


Slide 5 - Tekstslide

Tautologie
Bij tautologie wordt hetzelfde nog eens gezegd
met andere woorden. 
Deze woorden moeten tot dezelfde woordsoort behoren (bijvoorbeeld twee zelfstandig naamwoorden of twee bijwoorden). 
Een tautologie werkt versterkend. 

Een voorbeeld van tautologie is:
mijn ouders blijven voor eeuwig en altijd bij elkaar.


Slide 6 - Tekstslide

Pleonasme
Bij pleonasme wordt aan een zelfstandig naamwoord een 
bijvoeglijk naamwoord toegevoegd, met dezelfde eigenschap 
als het zelfstandig naamwoord.

Een voorbeeld van pleonasme is:
Buiten ligt er heel veel witte sneeuw.

Slide 7 - Tekstslide

Contaminatie
Bij contaminatie worden 2 woorden of uitdrukkingen verkeerd gecombineerd.

Bijvoorbeeld: nachecken of uitprinten
Hij is de drijvende motor van ons team.
- Drijvende kracht achter...
- Motor van ........

Slide 8 - Tekstslide

Slide 9 - Video

Paradox
Een paradox is een schijnbare tegenstelling. Een paradox bestaat uit twee dingen die op het eerste gezicht niet kunnen, maar als je er dieper over nadenkt toch wel kunnen. Een paradox is een vorm van een stijlfiguur. ... Een voorbeeld van een paradox is: 'Kalm aan, en rap een beetje!

Slide 10 - Tekstslide

Understatement en eufemisme
  • understatement: iets op een spottende manier verkleind of verzwakt. Het verschil met het eufemisme zit hem in de spot. Ik had een twee voor het proefwerk, ik had dus wel een paar foutjes gemaakt.
  • eufemisme: gebruik je om iets wat niet zo prettig of netjes is, op een verzachtende manier / nette manier onder woorden te brengen. Hoe is het met uw stoelgang?’, informeerde de dokter.

Slide 11 - Tekstslide

Hyperbool en retorische vraag
Andere stijlfiguren zijn onder meer:
  • hyperbool: iets op een overdreven manier uitgedrukt. Je gebruikt een hyperbool om iets te laten opvallen. In Nederland regent het 29 van de 30 dagen.
  • retorische vraag: is een vraag waarop je geen antwoord verwacht. Het antwoord zit namelijk in de vraag opgesloten. Een leraar tegen z’n klas: ‘Denk je dat ik dit nog een keer ga uitleggen?’

Slide 12 - Tekstslide

Tegenstelling
Bij een tegenstelling worden tegengestelde zaken gecombineerd, zodat ze meer opvallen.


Voorbeelden:
Ik heb voor goed geld slechte spullen gekocht.
Hij is rijk en toch zo arm.

Slide 13 - Tekstslide

Overdrijving
Overdrijving
Bij een overdrijving wordt iets op een overdreven manier uitgedrukt.
Een overdrijving wordt ook wel een hyperbool genoemd.

Voorbeelden
:

Ik sta hier al eeuwen te wachten. 
Hij heeft dat al 10.000 keer gezegd.

Slide 14 - Tekstslide

Goed opgelet?
Hierna komen een aantal vragen die je moet beantwoorden.

Slide 15 - Tekstslide

Welk stijlfiguur?
Op een zomermorgen om half vijf, toen de zon prachtig opkwam, is hij van de Waalbrug gesprongen.
A
Tautologie
B
Contaminatie
C
Herhaling
D
Eufemisme

Slide 16 - Quizvraag

Welk stijfiguur?
Enkel en alleen dit weekend kost deze
monitor 200 euro.
A
Tautologie
B
Contaminatie
C
Herhaling
D
Eufemisme

Slide 17 - Quizvraag

Welk stijlfiguur?
Het vroor vijf graden onder nul.
A
Tautologie
B
Pleonasme
C
Retorische vraag
D
Understatement

Slide 18 - Quizvraag

Welk stijlfiguur?
Het voetbalfeest in Liverpool is een beetje uit de hand gelopen: 95 doden...
A
Tautologie
B
Pleonasme
C
Retorische vraag
D
Understatement

Slide 19 - Quizvraag

Welk stijlfiguur?
Als je goed luistert, kun je de stilte horen.
A
Contaminatie
B
Pleonasme
C
Paradox
D
Hyperbool

Slide 20 - Quizvraag

Welk stijlfiguur?
Ik sterf zowat van de honger.
A
Hyperbool
B
Pleonasme
C
Paradox
D
Eufemisme

Slide 21 - Quizvraag

Welk stijlfiguur?
Geen hand voor ogen zien, wachten tot je een ons weegt, je doodlachten, of je een seconde wilt wachten, ik sta al een eeuw te wachten.
A
Contaminatie
B
Pleonasme
C
Paradox
D
Hyperbool

Slide 22 - Quizvraag

Welk stijlfiguur?
Ik heb me heel jong al heel oud gevoeld.
A
Contaminatie
B
Pleonasme
C
Paradox
D
Hyperbool

Slide 23 - Quizvraag

Welk stijlfiguur?
Hij werd met pracht en praal begraven.
A
Tautologie
B
Pleonasme
C
Retorische vraag
D
Understatement

Slide 24 - Quizvraag

Welk stijlfiguur?
Dat hij niet van nat water houdt.
A
Tautologie
B
Pleonasme
C
Retorische vraag
D
Understatement

Slide 25 - Quizvraag

Een overdrijving is hetzelfde stijlfiguur als een hyperbool.
A
Klopt helemaal
B
Klopt van geen kant
C
Ikke niet weten

Slide 26 - Quizvraag

Zijn er nog vragen?

Slide 27 - Woordweb

Zelfstandig aan het werk
Ga nu aan de slag met:
Werkboek(je)
VO-Next
NUMO

Slide 28 - Tekstslide

Slide 29 - Tekstslide