3.1.1 voorkennis kansrekenen

3.1.1 voorkennis kansrekenen
1 / 20
volgende
Slide 1: Tekstslide
WiskundeSecundair onderwijs

In deze les zitten 20 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

time-iconLesduur is: 60 min

Onderdelen in deze les

3.1.1 voorkennis kansrekenen

Slide 1 - Tekstslide

venndiagram

Slide 2 - Tekstslide

boomdiagram
  • Situatie met teruglegging
  • Situatie zonder teruglegging met evenveel keuzes als gebeurtenissen
  • Situatie zonder teruglegging met meer keuzes dan gebeurtenissen

Slide 3 - Tekstslide

Situatie met teruglegging
Een snoepautomaat bevat 5 rode en 3 blauwe snoepjes. Je trekt twee snoepjes achter elkaar, met teruglegging.
Opdracht:
Teken een boomdiagram en bepaal de kans om twee rode snoepjes te trekken.

Slide 4 - Tekstslide

situatie met truglegging

Slide 5 - Tekstslide

situatie met truglegging

Slide 6 - Tekstslide

Situatie zonder teruglegging met evenveel keuzes als gebeurtenissen
In een zak zitten 4 verschillende kaarten: A, B, C en D. Je trekt twee kaarten zonder teruglegging.
Opdracht:
Teken een boomdiagram en bepaal de kans om eerst A en dan B te trekken.

Slide 7 - Tekstslide

Situatie zonder teruglegging met evenveel keuzes als gebeurtenissen

Slide 8 - Tekstslide

Situatie zonder teruglegging met evenveel keuzes als gebeurtenissen

Slide 9 - Tekstslide

Situatie zonder teruglegging met meer keuzes dan gebeurtenissen
In een klas zitten 10 leerlingen. De leerkracht kiest willekeurig 3 leerlingen om een taak uit te voeren.
Opdracht:
Teken een boomdiagram en bepaal de kans dat een bepaalde leerling wordt gekozen.


Slide 10 - Tekstslide

Situatie zonder teruglegging met meer keuzes dan gebeurtenissen

Slide 11 - Tekstslide

Situatie zonder teruglegging met meer keuzes dan gebeurtenissen

Slide 12 - Tekstslide

Som-, product- en complementregel voor telproblemen

Slide 13 - Tekstslide

Slide 14 - Tekstslide



hoeveel mogelijke combinaties zijn er?

Slide 15 - Open vraag

Je gooit 4 keer met eenzelfde dobbelsteen.
De eerste worp bepaalt het duizendtal, de tweede worp het honderdtal, de derde worp bepaalt het tiental en de laatste worp bepaalt de eenheid van een getal.
a) Hoeveel mogelijke getallen ontstaan er?

Slide 16 - Open vraag

Je gooit 4 keer met eenzelfde dobbelsteen.
De eerste worp bepaalt het duizendtal, de tweede worp het honderdtal, de derde worp bepaalt het tiental en de laatste worp bepaalt de eenheid van een getal.
c) Hoeveel mogelijke getallen ontstaan er die niet eindigen op 1?

Slide 17 - Open vraag

Je gooit 4 keer met eenzelfde dobbelsteen.
De eerste worp bepaalt het duizendtal, de tweede worp het honderdtal, de derde worp bepaalt het tiental en de laatste worp bepaalt de eenheid van een getal.
Hoeveel mogelijke getallen ontstaan er die eindigen op 7?

Slide 18 - Open vraag

De verzamelingen broeken (B) en t-shirts (T) worden willekeurig met elkaar gecombineerd. Met welke formule bereken je hoeveel mogelijke outfits er bestaan?
A
#B.#T
B
#B+#T-#(BnT)
C
#B.#T-#(B n T)

Slide 19 - Quizvraag

De verzamelingen broeken (B) en t-shirts (T) liggen samen in de wasmand. Je neemt willekeurig één kledingstuk uit de wasmand. Met welke formule bereken je hoeveel mogelijkheden er zijn?
A
#B.#T
B
#B.#T-#(BUT)
C
#B.#T-#(B n T)

Slide 20 - Quizvraag