H5.2 Baas boven baas

H5.2 | Baas boven baas

opdrachten 3 t/m 6a/b, 9 + 10



Deelvragen
Welke conflicten waren er tussen hoge en lage edelen?
Hoe werd een Middeleeuwse stad bestuurd?

1 / 31
volgende
Slide 1: Tekstslide
GeschiedenisMiddelbare schoolvmbo t, havoLeerjaar 1

In deze les zitten 31 slides, met tekstslides en 2 videos.

time-iconLesduur is: 45 min

Onderdelen in deze les

H5.2 | Baas boven baas

opdrachten 3 t/m 6a/b, 9 + 10



Deelvragen
Welke conflicten waren er tussen hoge en lage edelen?
Hoe werd een Middeleeuwse stad bestuurd?

Slide 1 - Tekstslide

Blz.86

Slide 2 - Tekstslide

Slide 3 - Video

Opdracht 3
a.
Je hebt in figuur 5 de lichtgrijze gebieden gekleurd.
b. Je hebt West-Friesland omcirkeld.
c.  Hij heeft West-Friesland veroverd. Dat zie je op de kaart: het is één van de veroverde gebieden.
d. 
Je hebt de plaatsnaam Woerden onderstreept.

Slide 4 - Tekstslide

Opdracht 3
e.
Hoe kreeg Floris V het gebied rond Woerden in zijn bezit: als erfenis van zijn vader of door het te veroveren?
Door het te veroveren krijg hij het in bezit.

Slide 5 - Tekstslide

Opdracht 3
F.
Voor Herman van Woerden was dit mogelijk een reden om Floris te haten. Leg dat uit.
Het bezit van Herman van Woerden was door  Floris veroverd. Hij was dus verslagen en vond dat niet echt leuk.

Floris V

Slide 6 - Tekstslide

Opdracht 3g
Leenmannen van Floris V bestuurden delen van zijn gebied. Deze lage edelen moesten Floris trouw zweren. Na die eed kon Floris hen vertrouwen.
Werkte zo'n eed wel of niet goed?
De gebeurtenissen uit 1296 bewijzen dat dit niet goed werkte, want lage edelen hebben Floris vermoord, hoewel ze trouw aan hem gezworen hadden. Blijkbaar was hun trouw niet erg veel waard.

Floris V

Slide 7 - Tekstslide

Slide 8 - Video

Blz. 86

Slide 9 - Tekstslide

Opdracht 4
b.
Wat waren voor een heer de voordelen om stadsrechten te geven?



Slide 10 - Tekstslide

Opdracht 4
a.
Leg in eigen woorden uit wat stadsrechten zijn.
Bijvoorbeeld: Stadsrechten zijn afspraken die inhouden dat inwoners van de stad zelf hun stad mogen besturen.


Slide 11 - Tekstslide

Opdracht 4
b.
Wat waren voor een heer de voordelen om stadsrechten te geven?
De voordelen waren dat heer er iets voor terug kreeg, bijvoorbeeld belasting of een ander geldbedrag.



Slide 12 - Tekstslide

Opdracht 4
c.
Wat waren voor een stad de voordelen om stadsrechten te krijgen?
Voordelen voor de stad waren het krijgen van meer rechten, zodat de burgers meer dingen zelf konden regelen.




Slide 13 - Tekstslide

Opdracht-5
a.
Van wie kreeg ‘s-Hertogenbosch stadsrechten?
 

Slide 14 - Tekstslide

Opdracht-5
a.
Van wie kreeg ‘s-Hertogenbosch stadsrechten?
De stadrechten werden gegeven door hertog Jan III (van Brabant).

Slide 15 - Tekstslide

Opdracht-5
b.
Maak de zinnen af…
Het is 27 januari van het jaar ......
• Als je iemand ......., dan moet je voor straf ......
• Als je in onze stad woont, dan moet je ...... Wie dat niet doet, moet ....... 




Slide 16 - Tekstslide

Opdracht-5
b.
Maak de zinnen af…
Het is 27 januari van het jaar 1375.
• Als je iemand met je vuisten slaat, dan moet je voor straf vijf schellinck betalen.
• Als je in onze stad woont, dan moet je dakpannen op je dak leggen. Wie dat niet doet, moet vijf schellinck betalen.





Slide 17 - Tekstslide

Opdracht-5
c.
Is de tekst (bron opdracht 5b) betrouwbaar?
Ja, want de tekst komt uit de tijd zélf (het is een directe bron).







Slide 18 - Tekstslide

Opdracht-5
d.
Vind je deze tekst meer of minder betrouwbaar dan bron 8?
Meer, want de tekst van bron 8 is ‘vertaald’ naar modern Nederlands. 
Maar misschien heeft de vertaler fouten gemaakt en is het daardoor minder betrouwbaar.







Slide 19 - Tekstslide

Opdracht 6
a.
Voor welke misdaad zou de man zijn veroordeeld (bron 9)?
Bijvoorbeeld: moord, brandstichting, oplichting, diefstal of verraad.

Slide 20 - Tekstslide

Opdracht 6
b.
De man wordt in het openbaar gedood. Iedereen mag komen kijken. Bedank daar een reden voor.


Slide 21 - Tekstslide

Opdracht 6
b.
De man wordt in het openbaar gedood. Iedereen mag komen kijken. Bedank daar een reden voor.
De reden is dat de mensen ervan konden leren: dit gebeurt er met iemand die een misdaad pleegt.


Slide 22 - Tekstslide

Opdracht 9
a.
Wie bepaalde hoe lang de ‘schreef’ was in een stad zonder stadsrechten?
 






Slide 23 - Tekstslide

Opdracht 9
a.
Wie bepaalde hoe lang de ‘schreef’ was in een stad zonder stadsrechten?
De heer van het gebied waarin de stad lag bepaalde waar de 'grens' lag.







Het Nederlands kent het woord vooral van de uitdrukking 'over de schreef gaan': een vastgestelde grens overschrijden.

Slide 24 - Tekstslide

Opdracht 9
b.
Wie bepaalde hoe lang de ‘schreef’ was in een stad met stadsrechten?

 






Slide 25 - Tekstslide

Opdracht 9
b.
Wie bepaalde hoe lang de ‘schreef’ was in een stad met stadsrechten?
In een stad met stadsrechten bepaalden de burgers van de stad waar de 'schreef' lag.


 






Slide 26 - Tekstslide

Opdracht 9
c.
Stel, er zijn in onze tijd nog steeds stadspoorten met een schreef. Wie bepaalt dan de lengte van de schreef?
In onze tijd: de gemeenteraad, want zij stellen de regels vast die in de stad gelden.
Regering en parlement is ook een goed antwoord.

 






Slide 27 - Tekstslide

Opdracht 10
a.
De juiste woorden zijn 'geel'.
De Nederlanden bestonden uit zeventien gewesten, die werden bestuurd door hoge edelen. Vaak lieten zij een deel van hun gebied besturen door lage edelen, die dan dus hun leenmannen waren.


 






Slide 28 - Tekstslide

Blz. 87

Slide 29 - Tekstslide

Opdracht 10
b.
Vul de juiste woorden in! (en die zijn 'geel')
Als een stad stadsrechten krijgt, krijgen de burgers van een stad meer vrijheid. Ze mogen bijvoorbeeld zelf rechtspreken. In het stadsrecht staan afspraken waaraan de burgers zich moeten houden. Het stadsbestuur bestaat uit de schout en de schepenen en de burgemeester.



 






Slide 30 - Tekstslide

Pak je planagenda!

H5.4 | Veilig maar vies
lezen (en markeren) blz. 90 en 91
Maken opdrachten 2, 3, 6, 8, 9 + 10



 






Slide 31 - Tekstslide