H3: nakijken Sp. H3, herhalen tekstopbouw (Lezen H3)

- Nakijken Sp. H3: 1 - 5
- Lezen H3: herhalen tekstopbouw
- Uitleg zins- en alineaverbanden + huiswerk

1 / 27
volgende
Slide 1: Tekstslide
NederlandsMiddelbare schoolhavo, vwoLeerjaar 2

In deze les zitten 27 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

time-iconLesduur is: 45 min

Onderdelen in deze les

- Nakijken Sp. H3: 1 - 5
- Lezen H3: herhalen tekstopbouw
- Uitleg zins- en alineaverbanden + huiswerk

Slide 1 - Tekstslide

Lesdoelen
Spelling:
- Je kent de meervoudsvormen van de zelfstandig naamwoorden.
- Je weet wanneer je een -n schrijft bij bijvoorbeeld alle(n).
Lezen:
- Je weet hoe een tekst is opgebouwd.
- Je kunt signaalwoorden en verbanden  van opsomming, tegenstelling en voorbeeld herkennen.
- Je kunt zelf een kernzin formuleren.

Slide 2 - Tekstslide

Opdracht 1 (Spelling H3) - blz. 127
  • 1 is (pv) - gebeurd (vdw)
  • 2 beheert (pv) - lette (pv)  - stootte (pv)
  • 3 beweert (pv) - was (pv) - heeft (pv) - overleefd (vdw)
  • 4 heeft (pv) - erkend (vdw) - is (pv) - belooft (pv) - zal (pv) - krijgen (inf)
  • 5 heb (pv) - aanvaard (vdw) - verandert (pv) - ben (pv)
  • 6 hebben (pv) - overleefd (vdw)
  • 7 verklaart (pv) - kan (pv)
  • 8 is (pv) - besteld (vdw) - behandelt (pv) - verbetert (pv)
  • 9 verveelt (pv) - kan (pv) - vertellen (inf)
  • 10 staat (pv) - vermeld (vdw) - bezorgd (vdw) - wordt (pv)
  • 11 overleef (pv)

Slide 3 - Tekstslide

Opdracht 2 (Spelling H3) - blz. 128
  •  a ski’s
  •  b beurzen
  •  c jubilea
  •  d ananassen
  •  e koopmannen, kooplui, kooplieden
  •  f behoeftes, behoeften
  •  g guppy’s
  •  h kolonies, koloniën

Slide 4 - Tekstslide

Opdracht 2 (Spelling H3) - blz. 128
  •  i golven
  •  j bajesen
  •  k geen meervoudsvorm
  •  l musici
  •  m engelen
  •  n kieviten
  •  o kersen
  •  p allergieën
  •  q opnames, opnamen
  •  r paragrafen


Slide 5 - Tekstslide

Opdracht 3 (Spelling H3) - blz. 130
De fiets en scooter zijn beide smerig.                  Stefan en Guido zijn beiden smerig.

Sommige van de boeken zijn te laat.                   Sommigen van de leerlingen zijn te laat.

In de kamer was onder andere een luie kat.      In de kamer was onder anderen Froukje.

Deze winkels gaan alle verhuizen.                          Deze gezinnen gaan allen verhuizen.



Wat is het verschil tussen de linker- en rechterrij?

Slide 6 - Tekstslide

Nakijken Spelling H3 - opdracht 4 (blz. 131)
  • 1 laatste
  • 2 enkele
  • 3 verscheidene
  • 4 sommigen, anderen
  • 5 vele
  • 6 eersten
  • 7 langsten
  • 8 enigen

Slide 7 - Tekstslide

Nakijken Spelling H3 - opdracht 5 (blz. 131)
  • Eigen antwoord.
  • De hond en zijn baasje genoten allebei van de lange wandeling.                     De hond en zijn baasje genoten alle twee van de lange wandeling.                       
  • Taaladviesdienst: allebei mag. Onze taal: zonder-n.

Slide 8 - Tekstslide

Dictee
1 De masseuse gaat hardhandiger te werk als ze vindt dat haar klant arrogant is.
2 De draagkracht van deze constructie hebben de technici heel precies berekend.
3 Het applaus na afloop van het stuk kwam voor de muzikanten als een complete verrassing.
4 Als je aan een vitaminetekort lijdt, is het slim om een supplement te slikken of je dieet aan te passen.
5 Op alle braderieën vind je tegenwoordig wel een kraampje waar ze goede curry’s verkopen.

Slide 9 - Tekstslide

Dictee
6 De filmster beweert dat ze zich niet kan herinneren wanneer ze haar dure sieraad heeft afgedaan.
7 Alleen dommeriken hadden niet in de gaten dat het aantal mensen in lift de beperkte capaciteit oversteeg.
8 In het tijdschrift staan maar liefst drie artikelen over de kangoeroe en zijn leven.
9 Tijdens het openhartige interview bekent de minister dat hij zich soms een marionet van de industrie voelt.
10 Mijn opa heeft het opengaan van de grenzen in zijn land niet heel bewust beleefd.

Slide 10 - Tekstslide

Lezen H3: tekstopbouw en verbanden

Slide 11 - Tekstslide

Wat weet je nog over
de tekstopbouw van een
zakelijke tekst?

Slide 12 - Woordweb

Slide 13 - Tekstslide

Wat is het doel van een inleiding?

Slide 14 - Open vraag

Welke vier manieren van inleiden ken je?

Slide 15 - Open vraag

Welke functie heeft een middenstuk?

Slide 16 - Open vraag

Kernzinnen, hoofdzaken en bijzaken horen bij het middenstuk. Waarom?

Slide 17 - Open vraag

Slide 18 - Tekstslide

Waar denk jij aan bij
tekstverbanden?

Slide 19 - Woordweb

Lezen H3: tekstverbanden
Je hebt twee soorten verbanden:
- Zinsverbanden: zinnen die met elkaar in verbinding staan
- Alineaverbanden: alinea's die met elkaar in verbinding staan

Verbanden herken je aan signaalwoorden of groepjes signaalwoorden.  Soms moet je goed de inhoud van een alinea lezen om het verband te ontdekken.

Slide 20 - Tekstslide

Uitspraak-opsomming
Verschillende dingen die bij elkaar horen, worden opgenoemd.

Ook, verder, bovendien, daarnaast, ten eerste..., ten tweede..., en

Slide 21 - Tekstslide

Uitspraak-tegenstelling
Het tegenovergestelde van elkaar wordt beweerd.

Maar, daarentegen, echter, integendeel, enerzijds... anderzijds

Slide 22 - Tekstslide

Uitspraak-voorbeeld
Er wordt een voorbeeld van een uitspraak / bewering genoemd.

Zoals, bijvoorbeeld, zo

Slide 23 - Tekstslide

Wat is het signaalwoord?
Ik wilde graag gaan sporten, maar ik moest huiswerk maken.
A
ik
B
maar
C
moest
D
maken

Slide 24 - Quizvraag

Welk verband geeft 'maar' aan?
A
uitspraak-opsomming
B
uitspraak-voorbeeld
C
uitspraak-tegenstelling

Slide 25 - Quizvraag

Welk verband herken je in de volgende zin?
Wij hadden betere dingen te doen, zoals een potje FIFA.
A
uitspraak-opsomming
B
uitspraak-voorbeeld
C
uitspraak-tegenstelling

Slide 26 - Quizvraag

Huiswerk
1 Markeer de signaalwoorden van opsomming, tegenstelling en voorbeeld.
2 Benoem het soort verband (of geef het verband een speciaal kleurtje).
3 Maak opdr. 7 (blz. 144 - 145).

Slide 27 - Tekstslide