Spelling: Thema 4 week 3 week 9

Spelling week 3 les 9
Ik kan verkleinwoorden met -je na een -d, -t of -ng spellen. 

bijvoorbeeld:
hond > hondje
kist > kistje
ketting > kettinkje


1 / 15
volgende
Slide 1: Tekstslide
SpellingBasisschoolGroep 6

In deze les zitten 15 slides, met interactieve quizzen, tekstslides en 1 video.

Onderdelen in deze les

Spelling week 3 les 9
Ik kan verkleinwoorden met -je na een -d, -t of -ng spellen. 

bijvoorbeeld:
hond > hondje
kist > kistje
ketting > kettinkje


Slide 1 - Tekstslide

Welke woorden ken je die op t of d eindigen?

Slide 2 - Woordweb

Welke woorden ken je die op -ng eindigen?

Slide 3 - Woordweb

Wat zijn verkleinwoorden? Let op; er kunnen meer antwoorden goed zijn!
A
pondje
B
kettinkje
C
bloem
D
vriendje

Slide 4 - Quizvraag

Slide 5 - Tekstslide

Slide 6 - Video

Ik doe het voor
  • kist
  • kistje

Slide 7 - Tekstslide

Ik doe het voor
  • mand
  • mandje

Slide 8 - Tekstslide

Ik doe het voor
  • ketting
  • kettinkje

Slide 9 - Tekstslide

Wat gebeurde er bij het woord ketting?

Slide 10 - Tekstslide

Samenvatting
Hoor je /ju/ aan het eind van het verkleinwoord? Schrijf /je/
Eindigt het woord op een -d of -t? Je plakt /je/ achter het woord.
Eindigt het woord op -ng? Vervang de /g/ door /kje/

Slide 11 - Tekstslide

We doen het samen
  • vriend
  • vriendje

Slide 12 - Tekstslide

We doen het samen
  • hond
  • hondje

Slide 13 - Tekstslide

We doen het samen
  • buiging
  • buiginkje

Slide 14 - Tekstslide

Aan de slag!
Maak dictee 9. Deze staat in spelling extra!
Maak flitsles 9. Deze staat in spelling extra!

Slide 15 - Tekstslide