In deze les zitten 10 slides, met interactieve quizzen, tekstslides en 1 video.
Lesduur is: 50 min
Onderdelen in deze les
De arbeidsmarkt
paragrafen
1. vraag en aanbod
2. actief op de arbeidsmarkt
3. de kans op werk
4. werkloos
5. na het mbo
6. een baan
Slide 1 - Tekstslide
Slide 2 - Video
welke begrippen ken je al
Slide 3 - Tekstslide
arbeidsmarkt
A
het aanbod van arbeid en de vraag naar arbeid bij elkaar opgeteld
B
aanbod van arbeid
C
vraag naar arbeid
Slide 4 - Quizvraag
Luka en Linn hebben een baan op een school. Luka is hoofd van de afdeling administratie. Linn is docent economie. Zij geeft les aan de 2e, 3e en 4e klas. Kies wie een leidinggevende functie heeft of hebben.
A
Linn
B
Luka
C
geen van beiden
D
Linn en Luka
Slide 5 - Quizvraag
Een installatiebedrijf heeft twaalf installateurs in dienst. Zes van hen zijn uitzendkrachten, de anderen hebben een vaste baan. Op het kantoor van dit bedrijf werken twee medewerkers. Er is een vacature voor een derde medewerker. Bereken het aantal arbeidsplaatsen bij het installatiebedrijf.
Slide 6 - Open vraag
Bekijk het cirkeldiagram. Laura werkt bij tuincentrum De Kabouter. Er zijn in dit bedrijf drukke maanden en rustige maanden. Geef aan in welke twee maanden Laura de grootste kans op seizoenwerkloosheid heeft
Slide 7 - Open vraag
Arjen Rietveld is belastingambtenaar. Na veertig dienstjaren gaat hij met pensioen. Lieke is een collega van Rietveld, zij heeft zijn baan gekregen. Merel is aangenomen om het werk van Lieke over te nemen. Merel was daarvoor werkloos. Geef aan door welke verandering op de arbeidsmarkt Merel een baan heeft gekregen. Kies uit de volgende mogelijkheden:
A
De vraag naar arbeid is gedaald.
B
De vraag naar arbeid is gestegen.
C
Het aanbod van arbeid is gedaald.
D
Het aanbod van arbeid is gestegen.
Slide 8 - Quizvraag
Sasja is wijkverpleegkundige. Ze werkt in deeltijd bij de stichting Thuiszorg. In de nieuwe cao staat dat ze loonsverhoging krijgt. Schrijf op wie de afspraken maken die in cao staan.
Slide 9 - Open vraag
Sasja verdient € 1.650 per maand en ze krijgt elk jaar 8% vakantiegeld over haar jaarloon. Haar loon gaat met 1,5% omhoog. Bereken hoeveel zij per jaar meer gaat verdienen door de loonsverhoging. Schrijf de berekening op.