WOORDEN plus OPDRACHTEN - technologie - rose - dag 3
Thema 9: Technologie
1 / 22
volgende
Slide 1: Tekstslide
NT2Middelbare schoolvmbo bLeerjaar 1
In deze les zitten 22 slides, met interactieve quizzen, tekstslides en 2 videos.
Onderdelen in deze les
Thema 9: Technologie
Slide 1 - Tekstslide
leven (ww)
ik leef, wij leven
het leven: tijd tussen geboorte en dood
zin: Ik leef in vrijheid.
zin:Het leven van mijn grootouders was zwaar.
Slide 2 - Tekstslide
links
de kant waar je hart zit
antoniem: rechts
zin: Ik schrijf met links.
zin: Aan mijn rechterhand zit mijn duim links.
Slide 3 - Tekstslide
linksaf
naar links gaan
naar de linker richting gaan
zin: Hij gaat bij het stoplicht linksaf.
zin: Bij dit bord moet je linksaf.
Slide 4 - Tekstslide
maken (ww)
1.iets (nieuws) doen/creëren
zin: De chef maakt lekkere soep.
2. repareren
zin: Mijn fiets is kapot, ik hoop dat ze hem kunnen maken.
ww: ik maak, wij maken
Slide 5 - Tekstslide
moe
je wilt rusten of slapen
ww: moe zijn ik ben moe, jullie zijn moe
zin: ik ben zo moe!
zin: Ik ben moe, want ik heb hard gewerkt.
Slide 6 - Tekstslide
nog
1.erbij; opnieuw, weer
zin: Mag ik nog een appel?
2.over (tijd)
zin: Nog één week, dan is het vakantie, droomde ik.
3.tot nu
zin: Het heeft nog niet geregend.
Slide 7 - Tekstslide
Slide 8 - Video
00:00
Hoeveel keer hoor je het woord 'leef'?
Slide 9 - Open vraag
Slide 10 - Video
00:00
Waar gaat het liedje over?
Slide 11 - Open vraag
Geef een omschrijving van : het leven
Slide 12 - Open vraag
Wie zit links van jou?
Slide 13 - Woordweb
Linksaf gaan betekent..............
A
dat je naar de linker richting gaat.
B
dat je niet rechtsaf gaat.
Slide 14 - Quizvraag
Als ik naar ................ wil ga ik ..........., want ik moet aan de rechterkant zijn voor de bakker. Niet de bakker aan de linkerkant, want daar is het brood te duur, dus ik ga niet ............
A
rechts -rechtsaf-linksaf
B
links - rechtsaf- rechterkant
Slide 15 - Quizvraag
Mijn fiets is kapot, ik moet de fiets .........
(er zijn meer goede antwoorden)
A
kopen
B
maken
C
repareren
D
huren
Slide 16 - Quizvraag
maken
Slide 17 - Sleepvraag
Als je moe bent wil je graag ..............
A
liggen en slapen
B
spelen of springen
C
sporten of rusten
D
rusten of slapen
Slide 18 - Quizvraag
Gisteren was ik heel actief, want ik ging naar school en daarna voetballen. Het was leuk, maar ik ben er .............van geworden. Ik moet nu ............, ik ga naar bed.
A
rusten - moe
B
moe - rusten
C
actief - rusten
D
actief - moe
Slide 19 - Quizvraag
Waar lees je de betekenis: weer/opnieuw van het woord 'nog'?
A
Ik heb nog geen vakantie, ik moet nog naar school.
B
Nog meer toetsen! Ik wil het niet meer!
Slide 20 - Quizvraag
Maak een zin met het woord: nog
- kies één van de drie betekenissen - niet uit de dia's !
Slide 21 - Open vraag
Zinnen maken
Het rad draait een naam. Zie je jouw naam? Dan maak je 1 zin met één of meer woorden: