Les 1 - woordenschat

Les 1
Woordenschat
1 / 15
volgende
Slide 1: Tekstslide
NederlandsMBOStudiejaar 1

In deze les zitten 15 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

time-iconLesduur is: 45 min

Onderdelen in deze les

Les 1
Woordenschat

Slide 1 - Tekstslide

Doel van de les
Aan het einde van de les kun je:
  • woordenschat op 2F niveau begrijpen en toepassen.

Slide 2 - Tekstslide

Betekenis van woorden
Betekenis via woordvergelijking:
Veel woorden in het Nederlands zijn leenwoorden of afgeleid van buitenlandse woorden.

  • Commercieel. Je kent misschien het woord commercial, wat reclame betekent. Commercieel betekent dat het gericht is op winst maken.
  • Circuleren. Je herkent hier misschien het woord 'cirkel' in. Circuleren betekent: rondgaan.

Slide 3 - Tekstslide

monotoon betekent:
A
eentonig
B
overtollige bepaling
C
gebruiksklaar
D
familie van elkaar zijn

Slide 4 - Quizvraag

improviseren betekent:
A
indrukwekkend
B
heel kenmerkend
C
ter plekke verzinnen, iets onvoorbereid doen
D
de fantasie, het droombeeld dat vaak niet uitkomt

Slide 5 - Quizvraag

de prioriteit betekent:
A
de opvatting over wat goed en slecht is
B
iets wat belangrijk is en dat daarom voorrang moet hebben
C
de bedoeling, het voornemen
D
familie van elkaar zijn

Slide 6 - Quizvraag

netto betekent:
A
algemeen, overal te gebruiken
B
na aftrek van belasting, kosten en dergelijke
C
de samenwerking of relatie tussen personen of bedrijven
D
gebruiksklaar

Slide 7 - Quizvraag

Betekenis van woorden
Betekenis via zinsverband (context):

Je kunt de betekenis met behulp van het zinsverband achterhalen. Door de zin in zijn geheel te bekijken, kun je soms de betekenis van een woord ontdekken.

  • Als je iets niet kunt vinden in dat boek, moet je het even in de index opzoeken.

Je ziet aan de zin dat een index iets is om onderwerpen op te zoeken in een boek.

Slide 8 - Tekstslide

Johan kan eindeloos ............ over de schoonheid van zijn vriendin.
A
arceren
B
simuleren
C
uitweiden
D
mijden

Slide 9 - Quizvraag

Als u nú belt, krijgt u ........... een kennismakingspakket toegestuurd.
A
relevant
B
gecompliceerd
C
vrijblijvend
D
accuraat

Slide 10 - Quizvraag

Ik vind spannende detectiveromans heel interessante ...............
A
lectuur
B
fundering
C
fenomeen
D
verbond

Slide 11 - Quizvraag

Betekenis van woorden
Ken je het woord echt niet?

Opzoeken in een woordenboek of op het internet mag altijd!
Ook bij examens liggen er woordenboeken klaar.

Slide 12 - Tekstslide

Werkvorm
Woordenboekenspel
  • In viertallen
  • zoek 2 woorden met je team van internet of uit het woordenboek
  • Maak een A,B,C van de antwoorden: schrijf 2 verkeerde betekenissen op en de echte betekenis achter de letters
  • Om de beurt mag een groep klassikaal de twee vragen stellen aan de andere teams
  • Iedereen wint 1 punt als ze de vraag juist hebben beantwoord als team
  • Degene met de meeste punten, wint wat lekkers!
  • Let op: telefoons moeten in de tas/ zakken blijven. Anders ben je als team gediskwalificeerd. 

Slide 13 - Tekstslide

Werkvorm
Als team krijg je een envelop met 8 woorden en de betekenissen door elkaar gehusseld

Wie heeft als eerste team alle woorden bij de juiste betekenissen neergelegd? 

Slide 14 - Tekstslide

Opdrachten deze week
StartTaal:
  • 2F | Taalverzorging | woordenschat | betekenissen | opdracht 5 
  • 2F | Taalverzorging | woordenschat | contexten | opdracht 5

Slide 15 - Tekstslide