Woordenschat vergroten

• Duits
• Middelbare school
• vmbo g
• Leerjaar 3

auch

und

außerdem

oder

daneben

sowie

Betekenissen van signaalwoorden

of

als ook

en

bovendien

ook

daarnaast

also

damit

darum

auch

tatsächlich

sondern

Betekenissen van signaalwoorden

ook

maar

zodat

daarom

dus

inderdaad

Vertaal: in Urlaub fahren

Woordenschat 

Mevrouw van Rijssen

Je hebt al veel woorden geleerd de afgelopen tijd, we gaan met deze les je kennis testen. 

Deze quiz gaat over basiswoordenschat hoofdstuk 1 - 6 en 11

Vertaal: Können Sie mir helfen?

die Hose

der Pullover

das Kleid

die Schuhe

die Jacke

das Shirt

die Stiefel

der Rock

die Mütze

das Hemd

der Hut

Vertaal: Wo ist eine Tankstelle?

Vertaal: Ich wohne in einem Hochhaus.

Vertaal: zum Beispiel

also

damit

deshalb

auch

dagegen

sogar

Betekenissen van signaalwoorden

ook

zelfs

zodat

daarom

dus

daarentegen

Welk signaalwoord/functiewoord hoort bij welk tekstverband? Sleep de goede antwoorden naar elkaar toe.

zum Beispiel

zudem

denn

obwohl

daher

voorbeeld

opsomming

reden / oorzaak

tegenstelling

gevolg / conclusie

Vertaal: eine Fremdsprache

Vertaal: letzten Monat

Was bedeuten die Sprachmittel?

Unten ist die Küche.

Wie sieht dein Zimmer aus?

Mein Zimmer hat zwei Fenster.

In was für einem Haus wohnst du?

Oben sind die Schlafzimmer.

Mit wem wohnst du da?

Unser Haus ist klein, aber gemütlich.

In wat voor soort huis woon je?

Met wie woon je daar?

Hoe ziet jouw kamer eruit?

Ons huis is klein maar gezellig.

Mijn kamer heeft twee ramen.

Boven zijn de slaapkamers. 

Beneden is de keuken.

Tekst

Tekst

die Hose

das T-Shirt

der Pullover

die Jacke

der Rock

die Socken

die Turnschuhe

die Kleidung

tragen

de broek

het T-shirt

de trui

het jack, vest

de rok

de sokken

de sportschoenen

de kleding

dragen

Vertaal: Veel plezier

Vertaal: Herzlichen Glückwunsch zum Geburtstag.

Vertaal: Hast du noch Geschwister?

Vertaal: Wir sind jetzt fünf Jahre verheiratet.

Vertaal: Wann hast du Geburtstag?

Vertaal: Zum Glück war ich gestern nicht dabei.

<--

^

l

->

nach links

geradeaus

bei der Ampel

der Kreisverkehr

über die Brücke

nach rechts

Vertaal: Graag gedaan!

geradeaus

die Ampel

die Kreuzung

links

rechts

der Kreisverkehr

Vertaal: Er lebt seit zehn Jahren in Frankreich.

de sleutel

1. der Schlüssel
2. das Schluss
3. das Ende
4. der Slussels

lernen für Mathe

1. leren voor economie
2. leren voor spaans
3. leren voor wiskunde
4. leren voor maatschappijleer

das Buch

1. de boot
2. het boek
3. de goot
4. de bezem

die Hand

der Arm

der Bauch

der Arzt

der Mund

die Nase

der Finger

der Fuß

der Rücken

de toets

1. die Prüfung
2. der Test
3. der Klausur
4. die Übung

het weekeinde =

1. der Wochenende
2. das Wochenende

Vertaal: Hoe heet u?

de bushalte

1. die Bushaltestelle
2. der Busstelle
3. das Bus

Vertaal: Fahren Sie über die Kreuzung.

oefenen =

1. Üben
2. Übenen
3. erklÄren
4. falsch

Vertaal: Es tut mir leid, ich möchte es nicht falsch machen.

de bijbaan =

1. der Beijob
2. der Nebenjob

Oké, we gaan verder met nog wat woorden leren!

het vmbo-gt = die Realschule 

de les, het uur = die Stunde 

het mbo = die Berufschule 

het vmbo-bk = die Hauptschule 

het cijfer = die Note 

de cijfers = die Noten 

doen = machen 

de winkel = das Geschӓft 

schrijven = schreiben 

sturen = schicken 

zoeken = suchen 

verkopen = verkaufen 

Noem de schoolvakken die je net hebt
gezien en gehoord.

Vertaal: irgendwo

Vertaal: wanneer, wat, waar

Bett

Lampe

Sessel

Tisch

Vertaal: an der Ampel

der Nachttisch

der Kleiderschrank

das Fenster

das Zimmer

das Bett

der Stuhl

die Wand

der Teppich

die Lampe

der Schreibtisch

Vertaal: Rad fahren

Vertaal: Die Polizeiwache ist weit weg.

Vertaal: De politie is heel vriendelijk.

Het werkwoord sein  

ich

du

er/sie/es

wir

ihr

sie/Sie

bin

bist

ist

sind

seid

sind

sein

sein

grün

rot

blau

orange

gelb

grau

weiß

schwarz

lila

rosa

tragen

fahren

schlafen

laufen

Biegen Sie links ab.

Gehen Sie über den Platz.

Überqueren Sie an der Ampel.

Überqueren Sie die Brücke.

Ich muss mich übergeben.

Warum gehst du nicht zum Arzt?

Ich habe mich gestern erkältet.

Seit heute morgen.

Löse die Tabletten in Wasser auf.

Was fehlt dir?

Ich habe Halsschmerzen.

Wie lange hustest du schon?

Seit wann bist du wieder gesund?

Wie soll ich dieses Arzneimittel einnehmen?