Nieuw Nederlands Hoofdstuk 4 Lezen: feit, mening, argument

• Nederlands
• Middelbare school
• vmbo k, g, t
• Leerjaar 2

Welkom in de les

- Herhaling hoofdstuk 4

- Bespreken hoofdstuk 5

- Start hoofdstuk 6

Lezen (hfst. 4)

1. Feit: je kunt controleren of iets waar / niet waar is. Bv. krant, website
2. Mening: oncontroleerbaar, mee (on)eens. 'Ik vind', 'volgens mij'
3. Argument: Je legt uit waarom je iets vindt. 'Want', 'omdat', 'namelijk', 'daarom'

Terugkijken op de les (evalueren)

Wat weet je nu van feiten, meningen en argumenten?

Beantwoord de volgende vragen:

Feit of mening? Gisteren was het 35 graden in de schaduw.

1. Feit
2. Mening

Feit of mening? Ik vind het niet fijn dat het zo warm is.

1. Feit
2. Mening

Feit of mening? Wij hebben een goede docent Engels

1. Feit
2. Mening

Wat is het argument in de volgende zin: Ik vind dit een mooi boek omdat ik er veel in herken van mijn eigen leven.

Lezen H4 - korte herhaling theorie

Doel: Aan het eind van de les weet wat feiten, meningen en argumenten zijn, wat de verschillen zijn en hoe je ze kunt herkennen.

1. Feit: je kunt controleren of iets waar / niet waar is. Bv. krant, website
2. Mening: oncontroleerbaar, mee (on)eens. 'Ik vind', 'volgens mij'
3. Argument: Je legt uit waarom je iets vindt. 'Want', 'omdat', 'namelijk', 'daarom'

Wat is het argument in de volgende zin: Ik vind wiskunde een leuk vak, omdat de lessen afwisselend zijn.

Lezen 

Heb je een vraag over feiten, meningen, argumenten?