Je kan een schakeling maken met behulp van een stroomschema.
Slide 3 - Tekstslide
Stroom/spanning/stroomsterkte
Stroom ontstaat doordat elektronen bewegen en hun energie afgeven.
De spanning (eenheid = Volt (V)) is de energie die de stroombron afgeeft. Hoe hoger de spanning hoe meer energie.
De stroomsterkte (eenheid = Ampère (A)) geeft aan hoe veel elektronen door een draad bewegen. Hoe hoger de stroomsterkte hoe meer elektronen door de draad bewegen.
Slide 4 - Tekstslide
Geleiders en isolatoren
Geleiders laten de stroom goed door.
Dit zijn meestal metalen zoals ijzer, koper en aluminium.
Isolatoren laten de stroom slecht door.
Dit zijn stoffen als plastic, papier, rubber en katoen.
Zijn er meer voorbeelden?
Slide 5 - Tekstslide
Schakeling met 1 lampje
Slide 6 - Tekstslide
Serie- vs. parallelschakeling
Slide 7 - Tekstslide
Teken de volgende schakeling
1 stroombron
1 lampje
1 schakelaar
Slide 8 - Tekstslide
Teken de volgende schakeling
Parallelschakeling
1 stroombron
3 lampjes
1 schakelaar
Slide 9 - Tekstslide
Teken de volgende schakeling
Serieschakeling
1 stroombron
2 lampjes
2 schakelaars
Slide 10 - Tekstslide
Teken de volgende schakeling
Parallelschakeling
1 stroombron
3 lampjes
1 schakelaar
In deze schakeling wil ik het middelste lampje afzonderlijk uit en aan kunnen zetten.
Slide 11 - Tekstslide
Schakeling nabouwen
Op het whiteboard wordt een schakeling getekend.
Bouw deze schakeling na met behulp van de materialen op je tafel.