7.1 Organismes & 7.2 Populaties

Welkom
Ga rustig zitten
Voor deze les:
Boek en schrift  
 op tafel       

Hoe zit het ook alweer:
In je locker:
  •  Telefoon
  • jas (of op de kapstok)

In het lokaal:
  • Opgeladen Ipad mee
  • Gevuld etui
  • Boeken en schrift mee
  • Steek vinger op bij vraag

1 / 53
volgende
Slide 1: Tekstslide
BiologieMiddelbare schoolhavoLeerjaar 4

In deze les zitten 53 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

Onderdelen in deze les

Welkom
Ga rustig zitten
Voor deze les:
Boek en schrift  
 op tafel       

Hoe zit het ook alweer:
In je locker:
  •  Telefoon
  • jas (of op de kapstok)

In het lokaal:
  • Opgeladen Ipad mee
  • Gevuld etui
  • Boeken en schrift mee
  • Steek vinger op bij vraag

Slide 1 - Tekstslide

Lesplan
  • uitleg deel 1 van hoofdstuk 7.1
  • maken opdrachten
  • uitleg deel 2 van hoofdstuk 7.1
  • Maken opdrachten
  • afsluitende quiz vragen

Slide 2 - Tekstslide

7.1 Organismen 

Slide 3 - Tekstslide

7.1 Organismen
Ecologie= onderzoek naar relaties tussen organismen en hun omgeving

Slide 4 - Tekstslide

Een individu en alle anderen om hem heen 

Slide 5 - Tekstslide

Als individuen van 2 verschillende populaties lange tijd niet met elkaar voortplanten

Bijvoorbeeld door geografische isolatie zoals een rivier of bergketen
Aantekening
  • Levensgemeenschap = alle populaties in een bepaald gebied samen
  • Biotoop = alle abiotische factoren in een bepaald gebied samen
  • Ecosysteem = alle biotische en abiotische factoren in een bepaald gebied samen
  • Biosfeer = alle ecosystemen op aarde samen
Definities 

Slide 6 - Tekstslide

Als individuen van 2 verschillende populaties lange tijd niet met elkaar voortplanten

Bijvoorbeeld door geografische isolatie zoals een rivier of bergketen
Aantekening
Habitat = leefgebied van een organisme binnen een ecosysteem zoals het wateroppervlak of de bosbodem

Definities 

Slide 7 - Tekstslide

Invloeden van het milieu

Slide 8 - Tekstslide

Biotische en abiotische factoren
Alle omstandigheden die op een organisme invloed hebben = factoren

Biotische factoren 
= levende (en dode) factoren, zoals voedsel, soortgenoten en planten. 

Abiotische factoren 
= niet levende factoren, zoals het weer, 
de zon en aanwezigheid van water.

Slide 9 - Tekstslide

Definities
Soortensamenstelling:
De verschillende soorten planten en dieren in een gebied

Op bovenstaande hebben de abiotische factoren invloed


Aantekening

Slide 10 - Tekstslide

Maken
Opdracht 1 en 2


Daarna gaan ik verder met de theorie
timer
10:00

Slide 11 - Tekstslide

Slide 12 - Tekstslide

Tolerantie (pg 164)
Tolerantie: 
Het vermogen van organismen om schommelingen in een abiotische factor te verdragen.

Optimum: 
De waarde van een abiotische factor die het gunstigste is.

Aantekening

Slide 13 - Tekstslide

Tolerantie (pg 164)

Beperkende factor = de ultieme abiotische factor die bepaald of een soort / organisme ergens kan leven / groeien

Aantekening

Slide 14 - Tekstslide

Slide 15 - Tekstslide

Maken
Opdracht 5, 6 en 7



timer
10:00

Slide 16 - Tekstslide

huiswerk
Maken opdrachten 1,2, 5, 6 en 7
Lezen 7.2

Slide 17 - Tekstslide

Welkom
Ga rustig zitten
Voor deze les:
Boek en schrift  
 op tafel  
IPAD dicht op tafel     

Hoe zit het ook alweer:
In je locker:
  •  Telefoon
  • jas (of op de kapstok)

In het lokaal:
  • Opgeladen Ipad mee
  • Gevuld etui
  • Boeken en schrift mee
  • Steek vinger op bij vraag

Slide 18 - Tekstslide

Lesplan
  • Herhalen 7.1
  • uitleg deel 1 van hoofdstuk 7.2
  • maken opdrachten
  • uitleg deel 2 van hoofdstuk 7.2
  • Maken opdrachten
  • afsluitende quiz vragen

Slide 19 - Tekstslide

1: Wat is een levensgemeenschap?
A
alle organismen die samen in een bepaald gebied leven
B
de plek waar bijv. een familie konijnen woont
C
De plek in bijv. een boom waar een specht leeft
D
een plek waar mensen bij elkaar komen

Slide 20 - Quizvraag

2: Wat is een biotische factor
A
wind
B
voedsel
C
zonlicht
D
bodemsoort

Slide 21 - Quizvraag

3: Wat is een ecosysteem?
A
Biotische factoren in een bepaald gebied
B
Abiotische factoren in een bepaald gebied
C
Biotische en abiotische factoren in een bepaald gebied
D
Geen factoren in een bepaald gebied

Slide 22 - Quizvraag

4: Het habitat van een konijn is ...
A
De dieren die een konijn eet en wordt gegeten.
B
Alle dieren in het voedselweb van bos.
C
Het ecosysteem van een konijn.
D
Een grasland, heide met kruiden.

Slide 23 - Quizvraag

5: Welke soort heeft het grootste tolerantie?
A
Soort a
B
Soort b
C
Soort a en b, want er is overlap

Slide 24 - Quizvraag


6: Wat is de optimum temperatuur van enzym Y?
A
10 °C
B
30 °C
C
35 °C
D
43 °C

Slide 25 - Quizvraag

nu je IPAD opbergen
boek 7.2 voor je pakken + schrift voor aantekeningen

Slide 26 - Tekstslide

7.2 Populaties 

Slide 27 - Tekstslide

Relaties tussen populaties
Relaties tussen individuen, deze kan gericht zijn op: 

-- competitie
  • leidt tot specialisatie door natuurlijke selectie

-- coöperatie
  • soms hebben verschillende soorten een langdurige relatie
 met elkaar = symbiose 
Aantekening

Slide 28 - Tekstslide

vormen van symbiose
Aantekening

Beide soorten hebben voordeel

één van beide soorten heeft voordeel

een organisme leeft in een ander organisme, deze laatste gaat is nu in het nadeel

Slide 29 - Tekstslide

voorbeelden mutualisme 
Nijlkrokodil
–Eet normaal beesten
–Staat vogel toe in zijn mond rond te lopen
Krokodilvogel
–Verwijdert parasieten en voedselresten uit mond krokodil
–Eet parasieten (o.a. bloedzuigers)

Korstmossen, bestaan uit:
1) Algen --> Maken organische stoffen (suikers) m.b.v. fotosynthese
2) Schimmel --> Zorgt voor water en mineralen
                            --> Komt via alg aan organische stoffen

Slide 30 - Tekstslide

voorbeelden mutualisme 
Clownfish
–Schuilplek tussen zeeanemoon
–Heeft slijmlaag tegen netelcellen anemoon
Zeeanemoon
–Voordeel: de vis helpt de zeeanemoon door 
parasieten op te peuzelen en kleine predatoren te verjagen.
- geen nadeel


Slide 31 - Tekstslide

voorbeelden 
commensalisme 


Zuigvis
-Reist mee met haai
Haai
- Geen voordeel of nadeel

Slide 32 - Tekstslide

voorbeelden parasitisme
Vogellijm of maretak onttrekt water en voedingsstoffen aan de gastheer

Slide 33 - Tekstslide

Maken
Opdracht 9 en 10


Controle vragen vorige hoofdstuk(H6) 



timer
7:00

Slide 34 - Tekstslide

Populatiedichtheid
=het gemiddelde aantal individuen per oppervlakte (land) of volume (water) eenheid.
Aantekening

Slide 35 - Tekstslide

Slide 36 - Tekstslide

de populatiegrootte schommelt meestal rondom een biologisch evenwicht 

Slide 37 - Tekstslide

Factoren van invloed op populatiedichtheid: 
  • dichtheidsafhankelijke factoren: prooi, parasitisme, ziekte, voedselconcurrentie. → werkt via negatieve terugkoppeling wat zorgt voor biologisch evenwicht. 
  • dichtheidsonafhankelijke factoren: klimaat , ramp, activiteit mens→ toeval en heeft dus geen terugkoppeling.
  • vreemde soorten

Deze factoren beïnvloeden het geboortecijfer, sterftecijfer en emigratie of immigratie.  

Aantekening

Slide 38 - Tekstslide

Bekijk het diagram

In dit ecosysteem lijkt er sprake te zijn van een dynamisch evenwicht tussen een predator en zijn prooi


Slide 39 - Tekstslide

uitheemse soorten
= soorten die van oorsprong niet in het gebied voorkomen. Sommige kunnen zich vestigen en verspreiden.

Exoot = Als de mens voor introductie heeft gezorgd
Aantekening

Slide 40 - Tekstslide

Exoten

Slide 41 - Tekstslide

Draagkracht
= de maximale populatiegrootte die over langere tijd kan worden gehandhaafd.


Aantekening

Slide 42 - Tekstslide

Overschrijden van draagkracht
Als de draagkracht wordt overschreden, zal de populatie een periode van sterfte doormaken

Uiteindelijk kan:
1) de populatie zich herstellen tot de oorspronkelijke draagkracht
2) Een nieuw evenwicht ontstaan bij een lagere draagkracht
3) De populatie verdwijnen uit het gebied

Slide 43 - Tekstslide

Maken
Opdracht 11 en 13



timer
7:00

Slide 44 - Tekstslide

HUISWERK
Opgaves paragraaf  7.2 :
opdracht 9, 10, 11 en 13

Slide 45 - Tekstslide

nu je IPAD pakken
inloggen op de volgende dia met je eigen naam!
Er komen 7 quiz vragen

Slide 46 - Tekstslide

1: Concurrentie vindt plaats ...
A
binnen een populatie
B
tussen soorten
C
beide antwoorden zijn juist

Slide 47 - Quizvraag

2: Wat is geen reden voor concurrentie tussen individuen van verschillende soorten?
A
Ruimte
B
Licht
C
Partner
D
Voedsel

Slide 48 - Quizvraag

3: Deze vorm van
symbiose /coöperatie is...
A
Mutualisme
B
Parasitisme
C
Commensalisme

Slide 49 - Quizvraag

4: Deze vorm van
symbiose/coöperatie
is....
A
Mutualisme
B
Parasitisme
C
Commensalisme

Slide 50 - Quizvraag

5: Deze vorm van symbiose /coöperatie is...
A
Mutualisme
B
Parasitisme
C
Commensalisme
D
Geen symbiose maar predatie

Slide 51 - Quizvraag

6: Wat is een biologisch evenwicht?
A
De populatiegrootte schommelt om een evenwichtswaarde heen.
B
Geboorte, sterfte en migratie zorgen voor een biologisch evenwicht.
C
antwoord A en B zijn goed
D
Antwoord A en B zijn beiden fout.

Slide 52 - Quizvraag

7: De populatiedichtheid is onderheving aan terugkoppeling.
Sleep de invloeden naar de juiste plek in het terugkoppelings-schema
afname van predatie
afname van voedselbeschikbaarheid
toename van concurrentie
toename van draagkracht van het ecosysteem

Slide 53 - Sleepvraag