wederkerend voornaamwoord

• Nederlands
• Middelbare school
• havo, vwo
• Leerjaar 2

wederkerend voornaamwoord

Je weet wat een wederkerend voornaamwoord is

Je kunt hem benoemen in een zin

Wederkerende voornaamwoorden hebben in de infinitief (het hele werkwoord) het woordje ‘zich’ bij zich. 

Voorbeelden van wederkerende werkwoorden zijn: 

zich ergeren, zich schamen, zich vergissen, zich verspreken.

Ik schaam me

Hij schaamt zich

wij schamen ons

Blesseerde je je tijdens de wedstrijd?

Benoem het wederkerend vnw

1. Vermaak je je een beetje bij je vrienden?

1. de eerste je
2. de tweede je
3. de derde je

2. Bas en Hidde nemen zich elke dag voor om niet te veel te kletsen tijdens mijn les.

1. zich
2. mijn

3. Francien verslikt zich in die enorme zuurtjes van jou.

1. zich
2. jou

4. Wij bemoeien ons niet met jouw zaken!

1. ons
2. jouw

5. Moet je je nog wassen?

1. eerste je
2. tweede je

wederkerig voornaamwoord

elkaar 

mekaar

elkander