1. Vaste tekststructuren

Vaste tekststructuren
1 / 26
volgende
Slide 1: Tekstslide
NederlandsMiddelbare schoolhavoLeerjaar 3

In deze les zitten 26 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

time-iconLesduur is: 45 min

Onderdelen in deze les

Vaste tekststructuren

Slide 1 - Tekstslide

Lesplanning
- Lezen
- Terugblik
- Lesdoel
- Instructie
- Even oefenen
- Huiswerk
- Terugblik

Slide 2 - Tekstslide

Terugblik
Wat weet je nog over......

Slide 3 - Tekstslide

Toelichtend tekstverband
Voorwaardelijk tekstverband
Opsommend tekstverband
Samenvattend tekstverband
Oorzakelijke tekstverband
Tegenstellend tekstverband
Chronologisch tekstverband
Concluderend tekstverband
dus
vervolgens
echter
omdat
kortom
ten tweede
mits
bijvoorbeeld
als
zoals
al met al
vervolgens
hierdoor
want
maar
daarentegen
ook

Slide 4 - Sleepvraag

Tekstverbanden: het woord 'maar' hoort bij een .......tekstverband
A
opsommend
B
toelichtend
C
tegenstellend
D
redengevend

Slide 5 - Quizvraag


Wat is een tekstverband?
A
Je verbindt twee teksten met elkaar
B
Je geeft het verband tussen inleiding en slot aan
C
Je geeft aan wat het belangrijkste in een tekst is
D
Je verbindt zinnen en alinea's met elkaar

Slide 6 - Quizvraag

Wat is GEEN tekstverband?
A
opsommend
B
voorwaardelijk
C
synoniem
D
tegenstellend

Slide 7 - Quizvraag

Lesdoel
Je kunt/weet:

Een aantal vaste tekststructuren in teksten herkennen.
De functie van tekstdelen benoemen.
De overeenkomsten verschillen tussen teksten beoordelen.
Een tekst met een vaste tekststructuur schrijven.
De structuur van de tekst aanpassen aan het doel van de tekst.  




Slide 8 - Tekstslide

 Tekststructuren
- argumentatiestructuur
- aspectenstructuur
- voor- en nadelenstructuur
- vraag-antwoordstructuur
- probleem-oplossingsstructuur
- verklaringsstructuur
- verleden-heden-(toekomst)structuur


Slide 9 - Tekstslide

Argumentatiestructuur
  • Inleiding: standpunt
  • Middenstuk: argumenten voor het standpunt / tegenargument / weerlegging
  • Slot: herhaling stelling / beantwoorden van de vraag 

Argumentatiestructuur (bijv. een artikel met de titel "Het verlagen van de maximum snelheid naar 100 km/u is onzin")

Slide 10 - Tekstslide

Aspectenstructuur
  • Inleiding: onderwerp
  • Middenstuk: diverse aspecten van het onderwerp
  • Slot: samenvatting 

Aspectenstructuur (bijv. een artikel met de titel "Welke invloed heeft social media op jongeren?"

Slide 11 - Tekstslide

Voor- en nadelenstructuur
  • Inleiding: vraag of stelling
  • Middenstuk: voordelen / nadelen
  • Slot: afweging / conclusie 

Voor- nadelenstructuur (bijv. een artikel met de titel "Wat zijn de voor- en nadelen van het vaccineren van jongeren?")

Slide 12 - Tekstslide

Vraag-antwoordstructuur
  • Inleiding: vraag
  • Middenstuk: antwoord 
  • Slot: samenvatting of conclusie 

Vraag-antwoordstructuur (bijv. een artikel met de titel "Welke maatregelen kan ik zelf treffen om mijn energierekening omlaag te brengen?")

Slide 13 - Tekstslide

Probleem-oplossingsstructuur
  • Inleiding: probleem
  • Middenstuk: gevolgen, oorzaken, oplossingen
  • Slot: de beste oplossing

Probleem-oplossingsstructuur (bijv. een artikel met de titel "Parkeerproblemen rond het ziekenhuis") 

Slide 14 - Tekstslide

Verklaringsstructuur
  • Inleiding: bepaald verschijnsel
  • Middenstuk: kenmerken / voorbeelden
                                   verklaring(en) / oorzaak/oorzaken / redenen
  • Slot: samenvatting of conclusie (soms)

Verklaringsstructuur (bijv. een artikel met de titel "Ontstaan van de blauwe maan") 

Slide 15 - Tekstslide

Verleden-heden(-toekomst)structuur
  • Inleiding: onderwerp
  • Middenstuk: situatie vroeger, situatie nu                              
  • Slot: conclusie of voorspelling over de situatie in de toekomst

Verleden-heden(-toekomst)structuur (bijv. een artikel met de titel "De fiets vroeger en nu") 

Slide 16 - Tekstslide

Even oefenen
Let op: je hebt maar 30 seconden per vraag. 

Slide 17 - Tekstslide

Welke structuur bevat oorzaken in het middenstuk?
A
argumentatiestructuur
B
aspectenstructuur
C
verklaringsstructuur
D
voor- en nadelenstructuur

Slide 18 - Quizvraag

Verklaringsstructuur
- inleiding: bepaald verschijnsel
- kern: kenmerken/ verklaringen/ voorbeelden
- slot: ?
Wat moet er op de plaats van het vraagteken staan?
A
samenvatting
B
eigen mening
C
het probleem
D
vraagstelling

Slide 19 - Quizvraag

Inleiding: onderwerp
Middenstuk: diverse onderdelen van het onderwerp worden besproken
Slot: samenvatting
Deze indeling hoort bij de volgende structuur:
A
argumentatiestructuur
B
voor- en nadelenstructuur
C
verklaringsstructuur
D
aspectenstructuur

Slide 20 - Quizvraag

Een tekst waarin wordt uitgelegd hoe het broeikaseffect is ontstaan, is een ....
A
Tekst met verklaringsstructuur
B
Tekst met voor- en nadelenstructuur
C
Tekst met argumentatiestructuur

Slide 21 - Quizvraag

Welke tekststructuur herken je door tijdsaanduidingen in de tekst?
A
Verleden/heden (toekomst) structuur
B
Argumentatiestructuur
C
Voor- en nadelenstructuur
D
Aspectenstructuur

Slide 22 - Quizvraag

Welke tekststructuur eindigt met de beste oplossing?
A
Vraag-antwoordstructuur
B
Probleem-oplossingsstructuur
C
Argumentatiestructuur
D
Verklaringsstructuur

Slide 23 - Quizvraag

Welke vaste tekststructuur is zeker niet geschikt voor een uiteenzetting?(informatieve tekst)
A
Een aspectenstructuur
B
Een vraag-antwoord-structuur
C
Een argumentatie-structuur
D
Een verklaringstructuur

Slide 24 - Quizvraag

Welke tekststructuur past het best bij het betoog?
A
probleem-oplossingsstructuur
B
argumentatiestructuur
C
verklaringsstructuur
D
aspectenstructuur

Slide 25 - Quizvraag

Ik kan vaste tekststructuren herkennen en benoemen.
😒🙁😐🙂😃

Slide 26 - Poll