paragraaf 2.4: krimp en leefbaarheid

Lesdoelen
  • Je kunt uitleggen waardoor de bevolking van Nederland langzaam groeit.
  • Je weet waardoor de demografische druk wordt versterkt.
  • Je weet waarom in sommige gebieden demografische krimp voorkomt.
  • Je kunt uitleggen hoe demografische krimp de leefbaarheid beinvloedt.
  • Je kunt voorbeelden geven van de manier waarop in krimpgebieden de leefbaarheid wordt verbeterd.
1 / 21
volgende
Slide 1: Tekstslide
AardrijkskundeMiddelbare schoolhavoLeerjaar 3

In deze les zitten 21 slides, met interactieve quizzen, tekstslides en 2 videos.

time-iconLesduur is: 15 min

Onderdelen in deze les

Lesdoelen
  • Je kunt uitleggen waardoor de bevolking van Nederland langzaam groeit.
  • Je weet waardoor de demografische druk wordt versterkt.
  • Je weet waarom in sommige gebieden demografische krimp voorkomt.
  • Je kunt uitleggen hoe demografische krimp de leefbaarheid beinvloedt.
  • Je kunt voorbeelden geven van de manier waarop in krimpgebieden de leefbaarheid wordt verbeterd.

Slide 1 - Tekstslide

7

Slide 2 - Video

02:05
In het jaar 1900 had Nederland ....miljoen inwoners
A
5.000.000
B
3.000.000
C
15.000.000
D
7 000 000

Slide 3 - Quizvraag

02:05
Noem twee steden die sinds 1970 snel groeien.

Slide 4 - Open vraag

02:05
Welke stad groeide na 1900 het snelst?
A
Utrecht
B
Apeldoorn
C
Amsterdam
D
Rottterdam

Slide 5 - Quizvraag

03:43
De bevolkingsontwikkeling in Barneveld wijkt af van de bevolkingsontwikkeling in andere dorpen van Nederland. Op welke manier wijkt deze af en wat is de verklaring hiervoor?

Slide 6 - Open vraag

05:45
Wat was één van de belangrijkste functies van de provincie Flevoland?
A
Woongebied voor de overbevolking.
B
Ontwikkeling van natuurgebied.
C
Voedselvoorziening voor de rest van Nederland.
D
Werkgelegenheid voor de rest van Nederland

Slide 7 - Quizvraag

06:00
Noem twee ontwikkelingen in de Nederlandse samenleving.

Slide 8 - Open vraag

06:00
Wat is een krimpgebied? Wat is het belangrijkste gevolg voor het voorzieningenniveau in deze regio's?

Slide 9 - Open vraag

Aan de slag
Lees de tekst van 2.4
Maak opdracht 1 tm 4 van 2.4
Rond je plattegrond af
timer
10:00

Slide 10 - Tekstslide

Lesdoelen
  • Je kunt uitleggen waardoor de bevolking van Nederland langzaam groeit.
  • Je weet waardoor de demografische druk wordt versterkt.
  • Je weet waarom in sommige gebieden demografische krimp voorkomt.
  • Je kunt uitleggen hoe demografische krimp de leefbaarheid beinvloedt.
  • Je kunt voorbeelden geven van de manier waarop in krimpgebieden de leefbaarheid wordt verbeterd.

Slide 11 - Tekstslide

Leefbaarheid bedreigd. Op welke manier?
Leefbaarheid bedreigd. Op welke manier?

Slide 12 - Tekstslide

Aantrekkingsfactoren =
pullfactoren

  • werkgelegenheid
  • opleidingsmogelijkheden
  • voorzieningen
Afstotingsfactoren =
pushfactoren

  • gebrek aan werkgelegenheid
  • gebrek aan opleidingsmogelijkheden
  • gebrek aan voorzieningen

Slide 13 - Tekstslide

Drie gevolgen van demografische krimp:




1. ontgroening en vergrijzing
2. Inrichting -> leegstand
3. Afname voorzieningen


Conclusie: demografische krimp -> verslechtering leefbaarheid

Slide 14 - Tekstslide

Vergrijzing
  • Het aandeel (percentage) ouderen in de samenleving neemt toe.
  • Ouderen zorgen nemen niet meer deel aan het arbeidsproces.
  • Hierdoor neemt welvaart in bepaalde regio's af en voorzieningenniveau daalt.

Slide 15 - Tekstslide

Demografische druk
Demografische druk = Grijze druk + groene druk
  • Grijze druk = Aantal ouderen (65+) zonder werk.
  • Groene druk = Aantal jongeren (0-20) zonder werk.


Slide 16 - Tekstslide

Demografische druk
Grijze druk (65+)
Groene druk (jongeren die niet werken)

Beide zorgen voor een versterking van de demografische druk.

Hoe hoger de uitkomst, hoe groter de demografische druk = ongunstig

Slide 17 - Tekstslide

Demografische druk.

Slide 18 - Tekstslide

Slide 19 - Video

aantekening: kan deze winkel overleven?
  • verzorgingsgebied = gebied waar klanten vandaan komen
  • reikwijdte = maximale afstand die klant wil afleggen
  • drempelwaarde = minimaal aantal klanten dat bedrijf nodig heeft
  • webwinkels hebben een groter verzorgingsgebied, een minimale reikwijdte en een lage of hoge drempelwaarde (is afhankelijk van soort)

Slide 20 - Tekstslide

Opdrachten 2.4 afronden
timer
12:00

Slide 21 - Tekstslide