wat: hiermee verwijs je naar dat en datgene, naar een onbepaald voornaamwoord (alles, iets, niets en het enige), naar een overtreffende trap (het beste) en naar een hele zin.
Datgene wat ik nog niet af heb, doe ik morgen wel.
Is er iets wat ik voor je mee kan nemen bij de Jumbo.
Jij bent het beste wat mij is overkomen!
Er stond een lange file voor de brug, wat behoorlijk tegenviel.