3D Dienstag, den 20. September 2022 Modalverben + Personalpronomen

1 / 13
volgende
Slide 1: Tekstslide
DuitsMiddelbare schoolhavoLeerjaar 3

In deze les zitten 13 slides, met tekstslides.

Onderdelen in deze les

Slide 1 - Tekstslide

Dienstag, den 20. September 2022
  • Willkommen
  • Lernziele
  • Modalverben und möchten Wiederholung + üben
  • Nachsehen weektaak 37
  • Grammatik: Personalpronomen 1e, 3e und 4e Fall
  • Weektaak 38
  • Zum Schluss

Slide 2 - Tekstslide

Lernziele:
  • Je kent aandachtspunten t.a.v. het vervoegen van de Modalverben.
  • Je kunt de Modalverben toepassen.
  • Je kent de voorzetsels van de 3e en 4e naamval.
  • Je kent de persoonlijke voornaamwoorden in de 1e, 3e en 4e naamval.

Slide 3 - Tekstslide

Modalverben 
  • Wat zijn de verschillen tussen het vervoegen van Modalverben en zwakke werkwoorden?
  • Welke aandachtspunten zijn er nog te vertellen m.b.t. Modalverben.
  • Wat betekenen de Modalverben?
  • Wat kun je vertellen over het werkwoord möchten?

Slide 4 - Tekstslide

Modalverben Präsens
De Duitse Modalverben verschillen in belangrijke opzichten van de gebruikelijke vervoeging van Duitse werkwoorden:
  1. de enkelvoudige personen (ich, du, er, sie, es) hebben een klinkerwisseling ten opzichte van het meervoud. Bv. 'ich kann' en 'wir können'.
  2. de 1ste (ich) en 3de persoon enkelvoud (er, sie, es) hebben géén uitgang. Bv. 'ich darf' én 'er darf' (dus niet 'darft!').
  3. bij sollen géén klinkerwisseling enkelvoud.
  4. extra bij wissen => enkelvoud ß in plaats van ss

Slide 5 - Tekstslide

Möchten
Stam eindigt op een t!!
Ezelsbruggetje: eindigt de stam op een d/t begint de uitgang altijd met een e. Deze regel geldt ook voor möchten, maar.....

Uitzondering op uitgang:
bij er/sie/es/man → niet et    → e    als uitgang
er/sie/es/man möcht                   er/sie/es/man antwortet

Slide 6 - Tekstslide

Modalverben üben:

Slide 7 - Tekstslide

Nachsehen weektaak 37:
W4: S182-185 Aufgaben 2, 3, 8 + 10
W6: S154-155 Aufgaben 1, 2 + 3
W8: Seite 160-163 Aufgaben 2, 4, 5, 6, 7 + 8
W10: Seite 168-169 Aufgaben 1, 2, 3 + 4
 

Slide 8 - Tekstslide

Personalpronomen 1e, 3e und 4e Fall
  • Naamvallen
  • Voorzetsels derde naamval
  • Voorzetsels vierde naamval
  • Persoonlijk vnw in de 1e, 3e en 4e naamval

Slide 9 - Tekstslide

Weektaak 38
Machen Wiederholungsaufgaben:
W7 Aufgaben 1  t/m 3  Seiten 156-157
W7 Aufgaben 6 t/m 8 Seiten 158-159
W9 Aufgaben 1, 2, 4, 5 en 6 Seiten 164-166
W3 Aufgaben 2 en 3 Seite 178
 
Lernen Grammatik:  (Teams - algemeen - bestanden - Grammatik)
  • haben/sein, 
  • zwakke ww +  ww met stam op -d/-t + verschillende vormen van het voltooid deelwoord.
  • Modalverben
  • Vraagwoorden
  • Persoonlijk vnw 1e, 3e en 4e naamval
  • Voorzetsels 3e en 4e naamval
  • regels indeling zelfstandige naamwoorden in der die das (en die meervoud)

Slide 10 - Tekstslide

Zum Schluss
  • Was sind die Präpositionen 3e Fall?
  • Was sind die Präpositionen 4e Fall?

Slide 11 - Tekstslide

Üben Personalpronomen 1e, 3e und 4e Fall
Kapitel 7: 1e und 4e Fall
Kapitel 9: 1e und 3e Fall

Slide 12 - Tekstslide

Regels der die das
  • Welke regels kennen we nog?
  • Waarom is het belangrijk om lidwoorden te kennen?

Slide 13 - Tekstslide