Week 34 - Les 2 (18 mei)

• Frans
• Middelbare school
• vwo
• Leerjaar 1

Werkwoorden -er

Habiter = wonen

1. -er eraf halen = habit (stam)

2. J'habite 

tu habites

il/elle habite

nous habitons

vous habitez

ils/elles habitent

Le programme

•  Répéter section D
• Répéter le verbe être et avoir
• Répéter le verbe aller

Les objectifs

• Aan het eind van deze les heb je een aantal grammatica onderwerpen herhaald. 
  

Corriger les devoirs

Exercice 65 t/m 67 p. 51 + 52

Répéter section D

Kijk mee naar de video van section D en herhaal de gebaren!

Wat kun je me vertellen over de werkwoorden être en avoir?

Être (zijn)

Avoir (hebben)

Madame Ögretmen ______ au supermarché.

1. allez
2. vais
3. va
4. vont

Maak een zin met het werkwoord aller erin vervoegd.

Je

Tu

Il/elle/on

Nous

Vous

Ils/elles

vont

allez

allons

vas

va

vais

allé

aller

Au travail!

Extra opdrachten maken:

• Section D 
  
• Les verbes être et avoir
• Le verbe aller 
• Les verbes en -er