Telefoon in de kluis? Je jas over de stoel. IPad in de tas
1 / 13
volgende
Slide 1: Tekstslide
NederlandsMiddelbare schoolhavoLeerjaar 3
In deze les zitten 13 slides, met tekstslides.
Lesduur is: 80 min
Onderdelen in deze les
Wat gaan we doen vandaag?
timer
10:00
Doel van de les
15 minuten stil lezen
Huiswerk bespreken
Start nieuw onderwerp
Aan het werk
Telefoon in de kluis? Je jas over de stoel. IPad in de tas
Slide 1 - Tekstslide
Wat moeten jullie straks kennen en kunnen?
Oftewel, wat is het doel van deze les?
In deze les leer je hoe je motieven en symbolen in een verhaal herkennen en leer je betekenis geven aan motieven en symbolen.
Slide 2 - Tekstslide
Slide 3 - Tekstslide
Cursus 3-§1- Fictie
In verhalen wordt je aandacht soms getrokken naar verhaalelementen die opvallen doordat ze bijvoorbeeld vaker voorkomen of heel uitgebreid worden beschreven. Dit soort verhaalelementen noem je motieven. Motieven hebben een betekenis.
Slide 4 - Tekstslide
Cursus 3-§1- Fictie
Soms staat die betekenis min of meer vast. In dat geval heb je te maken met symbolen.
Bekende symbolen zijn bijvoorbeeld: een hart (liefde), een kruis (geloof), een slang (het kwaad) of een vlag (een land of vrijheid).
In andere gevallen moet je de betekenis van een motief uit het verhaal afleiden.
Slide 5 - Tekstslide
Cursus 3-§1- Fictie
In Het grote misschien van John Green komt bijvoorbeeld een personage voor dat gefascineerd is door laatste woorden die door beroemdheden zijn gezegd voordat zij overleden.
Hij heeft het daar zo vaak over, dat je aandacht daar vanzelf naartoe getrokken wordt. Daardoor is de dood voortdurend aanwezig in het verhaal.
Slide 6 - Tekstslide
apps.noordhoff.nl
Slide 7 - Link
Even checken. Wie vertelt mij nog even wat we zojuist hebben gehoord?
Geen vingers, ik geef de beurt aan ..............................................
Slide 8 - Tekstslide
§ 2 Tekstverbanden
Je gaat zo de opdrachten maken. Neem altijd oordopjes mee voor de online opdrachten
Zet het zo in je schrift:
cursus-C
paragraaf -§
bladzijde -blz.
opdracht- opdr.
Staat er: omcirkel, onderstreep of markeer, dan mag je het met potlood in je werkboek maken. Is dit niet het geval, dan maak je alles in je schrift!