3H 2.2 Meer dan één kracht

Hoofdstuk 2 Krachten
1 / 27
volgende
Slide 1: Tekstslide
NatuurkundeMiddelbare schoolhavoLeerjaar 3

In deze les zitten 27 slides, met tekstslides en 2 videos.

time-iconLesduur is: 50 min

Onderdelen in deze les

Hoofdstuk 2 Krachten

Slide 1 - Tekstslide

Hoofdstuk 2 Krachten
Paragraaf 2 Krachten in evenwicht
Deel 1

Slide 2 - Tekstslide

2.2 Meer dan één kracht

Slide 3 - Tekstslide

Voorkennis
Bij een wedstrijd armpjedrukken kunnen de twee tegenstanders elkaar lang in evenwicht houden. Ook al drukken ze zo hard ze kunnen, hun handen komen niet in beweging. Zolang de kracht naar links even groot is als de kracht naar rechts, verandert er niets.

Slide 4 - Tekstslide

De zwaartekracht is even groot als de veerkracht.

De krachten heffen elkaar op omdat ze tegenwerken en even groot zijn.

 De tas hangt dus stil.

Slide 5 - Tekstslide

Normaalkracht
De normaalkracht is de kracht van de ondergrond op het voorwerp.  

Bi                                                     Bij evenwicht is de zwaartekracht gelijk                     gelijk aan de normaalkracht. 


FZ=FN

Slide 6 - Tekstslide

Verschillende krachtmeters. Hoe stugger de veer, des te groter de kracht die je kan meten is.

Slide 7 - Tekstslide

Kracht en uitrekking 
Het verband tussen de kracht en
uitrekking bij een veer is 
rechtevenredig.
 D.w.z; 2 keer meer kracht,
dan ook 2 keer  meer
 uitrekking.

Slide 8 - Tekstslide

Grafiek
Je krijgt een rechte lijn door de
 oorsprong. Deze lijn zegt iets 
over de stugheid van de veer.

Slide 9 - Tekstslide

Veerconstante formule
C=uF
C = veerconstante 
          (N/m)

F = kracht 
            (N)

u = uitrekafstand 
       (m )

Slide 10 - Tekstslide

Slide 11 - Video

Slide 12 - Tekstslide

De resultante bepalen
De resultante is de optelsom van alle krachten, ookwel nettokracht of somkracht genoemd.

Slide 13 - Tekstslide

Slide 14 - Tekstslide

Extra; krachten onder een hoek

Slide 15 - Tekstslide

Belang lesdoel
Je krijgt een practicum over de veerconstante.
Berekeningen met C=F/u leveren veel punten op.
Je begrijpt waarom dingen wel of niet bewegen.

Slide 16 - Tekstslide

Slide 17 - Tekstslide

Slide 18 - Tekstslide

Slide 19 - Tekstslide

Maak de tabel af t/m 4 gewichtjes en teken de grafiek in je schrift.

Slide 20 - Tekstslide

Voorbeeld
Een veer is 23,5 cm lang als er niets aanhangt, en 33,1 cm als er een gewichtje van 350 gram aanhangt.
Bereken met deze gegevens de veerconstante van de veer.   

Slide 21 - Tekstslide

Gegevens     u = 33.1-23,5 = 9,6 cm
                      m = 350 g = 0,35 kg

Gevraagd      C = ?

Uitwerking   F = mg = 0,35 x 9,8 = 3,43 N


C=uF
=9,63,43
= 0,36 N/cm

Slide 22 - Tekstslide

Voorbeeld 
De nulstand van een veer is 15 cm. Als de veerconstante 42 N/m is en de kracht op de veer 6N is, wat wordt dan de lengte van de veer ?

Slide 23 - Tekstslide

Gegevens   u nulstand = 15 cm
                     C = 42 N/m
                     F = 6N
Gevraagd   lengte van veer (u)
Uitwerking   
u=CF
=426
= 0,14m = 14 cm
dus u = 15 + 14 = 29cm

Slide 24 - Tekstslide

Plus; samenstellen krachten

Slide 25 - Tekstslide

5

Slide 26 - Video

Ik ga zelfstandig aan de slag.
Bladzijde 77 en 78,79.
Maak opdrachten 1 t/m 8

Slide 27 - Tekstslide