H4.2 Lodewijk, een absoluut heerser

1 / 27
volgende
Slide 1: Tekstslide
GeschiedenisMiddelbare schoolhavoLeerjaar 2

In deze les zitten 27 slides, met tekstslides en 3 videos.

time-iconLesduur is: 45 min

Onderdelen in deze les

Slide 1 - Tekstslide

Slide 2 - Video

Leerdoelen
  1. Hoe bestuurde Lodewijk XIV Frankrijk?
  2. Wat waren de gevolgen van zijn manier van besturen voor Frankrijk en haar inwoners?

Slide 3 - Tekstslide

Opdracht-15
Zet de volgende gebeurtenissen uit het begin van de regeerperiode van Lodewijk XIV in de juiste volgorde. Noteer alleen de cijfers.
1 Lodewijk wordt officieel gekroond.
2 Lodewijk moet vluchten voor opstanden in Parijs.
3 Lodewijk gaat voortaan alleen regeren.
4 Kardinaal Mazarin, adviseur van de moeder van Lodewijk, onderdrukt op slimme manier het verzet tegen de nieuwe belastingen.
  • Volgorde: 2, 4, 1, 3.

Slide 4 - Tekstslide

Opdracht-17
Noem twee manieren waarop Lodewijk XIV de adel na 1661 onder controle wist te houden.
  1. Verplichte aanwezigheid op zijn kasteel in Versailles bij alle feesten en activiteiten.
  2. Het oppakken en opsluiten van mensen die naar zijn mening te machtig werden.


Slide 5 - Tekstslide

Versailles

Slide 6 - Tekstslide

Slide 7 - Video

Opdracht-18
Een bewering: Uit bron W3 kun je opmaken dat koning Lodewijk XIV er goed in geslaagd was de adel te controleren. Geef een argument voor en een argument tegen die stelling met behulp van de bron. Vul de zinnen aan.
Voor:  Ik lees in bron W3 dat de koning 
  • veel edelen en geestelijken naar Versailles heeft laten komen en dat zij allemaal zijn aandacht willen (bijvoorbeeld om een verzoekschrift in te dienen). Hieruit blijkt dat de koning er goed in geslaagd is de adel onder de controle te krijgen, want zij zijn afhankelijk van de koning en moeten hem persoonlijk te spreken krijgen.



Slide 8 - Tekstslide

Opdracht-18
Een bewering: Uit bron W3 kun je opmaken dat koning Lodewijk XIV er goed in geslaagd was de adel te controleren.
Geef een argument voor en een argument tegen die stelling met behulp van de bron. Vul de zinnen aan.
Tegen: Ik lees in bron W3 niet dat 
  • alle edelen dit moeten doen of dat heel belangrijke edelen aanwezig moeten zijn.


Slide 9 - Tekstslide

Opdracht-19
Hoe blijkt uit deze bron dat Lodewijk er goed in geslaagd was zichzelf in het middelpunt te zetten?
  • Hij ziet zichzelf als de zon, en voert toneelstukken op waarin hij als een stralende zon opkomt.



Slide 10 - Tekstslide

Opdracht-20
Welke reden om het land uit te vluchten haal je uit bron 7 over schoolmeester Jean Migault?
  • Als hugenoot (protestant) krijgt Migault te maken met maatregelen die hem het leven zuur maken of in gevaar brengen.

Slide 11 - Tekstslide

Opdracht-21
Was het de bedoeling van Lodewijk XIV om alle hugenoten het land uit te jagen? Leg je antwoord uit.
  • Nee. In de tekst staat dat hij wil dat ze zich bekeren tot het katholieke geloof. Dat wilden veel hugenoten niet en daarom vluchtten ze het land uit.


Slide 12 - Tekstslide

Opdracht-22
Leg uit dat de maatregelen tegen de hugenoten goed passen bij een absoluut heerser. Een absoluut heerser 
  • kan beslissen welk geloof zijn onderdanen mogen hebben. Hugenoten hadden een ander geloof en vrijheden om dingen te organiseren en beslissen zoals zij dat zelf wilden. Dat betekende een aantasting van de macht van de absoluut heerser.

Slide 13 - Tekstslide

4.2 Lodewijk XIV, een absoluut heerser

Lezen blz. 82 t/m 86

Maken opdrachten:
23 t/m 27 + 30

Slide 14 - Tekstslide

Opdracht 23
Noem drie voorbeelden uit de tekst waaruit blijkt dat minister Colbert de koning helpt om Frankrijk rijker en machtiger te maken.
  1. Hij schakelde wetenschappers in.
  2. Hij richtte staatsfabrieken op om luxeproducten te maken.
  3. Hij benoemde belastingopzichters om toezicht op de belastinginning te houden.

Slide 15 - Tekstslide

Opdracht 24
Hoe past bron 8 bij het beleid van Colbert?
  • Door het bouwen van oorlogsschepen wordt Frankrijk machtiger en kan bijvoorbeeld makkelijker overzee handelen.


Slide 16 - Tekstslide

Opdracht 25
Geef met behulp van de tekst drie verklaringen voor de vele oorlogen die Lodewijk XIV voerde.
  1. Roem en glorie.
  2. Hij wilde machtiger zijn dan de landen om hem heen (de Republiek, Spanje, Engeland).
  3. Uitbreiding van zijn grondgebied.
  4. (Meer inkomsten voor de schatkist)



Slide 17 - Tekstslide

Opdracht 26
Wat was een gevolg van het voeren van al die oorlogen die je ook terugziet in bron 9?
[    ] Lodewijk maakt zich niet geliefd in Europa want hij verslaat iedereen.
[ x ] Er gaan veel levens verloren en de kosten van al die oorlogen lopen uit de hand.
[    ] Frankrijk krijgt een enorme gebiedsuitbreiding door de inzet van veel dappere soldaten en bekwame generaals.




Slide 18 - Tekstslide

Opdracht 27
Vandaag de dag zijn er nog steeds leiders die vergeleken worden met Lodewijk XIV of de titel ‘Zonnekoning’ krijgen. Wat voor eigenschappen zouden dat soort leiders dan moeten hebben?
  • Eigenschappen die heersers vergelijkbaar maken met Lodewijk XIV kunnen zijn: Alles alleen willen beslissen, geen alternatieve politieke denkbeelden of geloven toestaan, veel pracht en praal laten zien, oorlogszuchtig zijn, veel aandacht besteden aan het groter en welvarender maken van het land.





Slide 19 - Tekstslide

Opdracht 30

Slide 20 - Tekstslide

Slide 21 - Video

Huiswerk
4.3 Kritiek en idealen: De Verlichting
Lezen blz. 87 t/m 89
Maken opdrachten 33, 34, 36, 37, 38 + 42

Slide 22 - Tekstslide

Leerdoelen 4.3
  1. Welke kritiek hadden de verlichtingsfilosofen op de absolute heersers?
De filosofen hadden kritiek op het idee van een absoluut heerser die door God was aangewezen om in zijn eentje het land te regeren. In West-Europa begonnen geleerden na te denken over mogelijke verbeteringen in de politiek en het bestuur. Zij bedachten nieuwe ideeën over de rechten van burgers. Daardoor kreeg het absolutisme op den duur steeds minder aanhangers.

1/4

Slide 23 - Tekstslide

Leerdoelen 4.3
2. Welke ideeën hadden zij over een beter bestuur?
Denis Diderot: ‘Niemand heeft van de natuur het recht heeft gekregen om over iemand anders te heersen’. Ook over de kerk schreef hij geen positieve dingen. Hij wilde een betere samenleving en beter bestuur.




2/4

Slide 24 - Tekstslide

Leerdoelen 4.3
Charles de Montesquieu: Macht is gevaarlijk en de drie machten mogen niet in handen komen van één persoon. De drie machten moeten elkaar daarom voortdurend controleren en in bedwang houden.



3/4

Slide 25 - Tekstslide

Leerdoelen 4.3
Jean-Jacques Rousseau: Er moesten afspraken gemaakt worden tussen de burgers over het beste bestuur. En vervolgens moesten de burgers zich eraan houden. Dat noemde hij het ‘sociaal contract’. Daarbij was een koning trouwens niet zo nodig.


4/4

Slide 26 - Tekstslide

Huiswerk
H4.3 Kritiek en idealen: De Verlichting, 
blz. 87 t/m 89
Maken opdrachten 33, 34, 36, 37 + 38


Slide 27 - Tekstslide