3.9 woordenschat "De burger krijgt hulp"

het conflict
A
Je kunt iemand niet meer uitstaan
B
Pestgedrag op het werk
C
Ruzie, verschil van mening
D
Een woede-uitbarsting
1 / 12
volgende
Slide 1: Quizvraag
NederlandsBasisschoolGroep 8

In deze les zitten 12 slides, met interactieve quizzen.

time-iconLesduur is: 15 min

Onderdelen in deze les

het conflict
A
Je kunt iemand niet meer uitstaan
B
Pestgedrag op het werk
C
Ruzie, verschil van mening
D
Een woede-uitbarsting

Slide 1 - Quizvraag

alarm slaan
A
Waarschuwen voor gevaar
B
Op het knopje drukken
C
De bel luiden
D
In paniek schreeuwen

Slide 2 - Quizvraag

de controle hebben over
A
Alles nakijken wat er is gedaan
B
Opzoeken of iets wel klopt
C
In de hand hebben, beheersen
D
Een apparaat bedienen

Slide 3 - Quizvraag

aantreffen
A
Raak schieten
B
Ergens komen en iemand daar zien.
C
Iemand groeten.
D
Een bekende ontmoeten.

Slide 4 - Quizvraag

de burger
A
Iemand die woont in gemeente of een land; een inwoner
B
Een broodje met vlees en kaas
C
Een lid van de regering
D
Iemand die het recht heeft om te stemmen

Slide 5 - Quizvraag

preventief
A
Problemen oplossen
B
Ervoor zorgen dat iets vervelends niet gebeurt
C
Een alarmsysteem
D
Als iets is misgegaan, plannen bedenken hoe het beter kan

Slide 6 - Quizvraag

geregeld
A
Regelmatig terugkerend
B
Goed georganiseerd
C
Volgens de regels
D
geld van gere

Slide 7 - Quizvraag

de hulpdiensten
A
Organisaties die je komen helpen
B
Artsen Zonder Grenzen / Het Rode Kruis
C
De dierenambulance
D
Politie, brandweer en ambulance

Slide 8 - Quizvraag

het welzijn
A
Bestaan
B
de welvaart
C
Toestand waarin je je prettig voelt en alles hebt wat je nodigt hebt
D
Rijkdom

Slide 9 - Quizvraag

er is sprake van
A
Er wordt teveel gepraat
B
Iemand heeft dit gezegd
C
Het is zo, men is het van plan
D
Alle drie de vorige antwoorden

Slide 10 - Quizvraag

veroorzaken
A
Problemen maken
B
Het apparaat aanzetten
C
Ervoor zorgen dat iets niet gebeurt
D
De reden zijn waarom iets gebeurt

Slide 11 - Quizvraag

anoniem
A
Onder een valse naam
B
Onbekend
C
Doen alsof je iemand anders bent
D
Zonder je naam bekend te maken

Slide 12 - Quizvraag