chapitre 1 - bron H laatste les

répéter la grammaire
C
1 / 25
volgende
Slide 1: Tekstslide
FransMiddelbare schoolhavoLeerjaar 1

In deze les zitten 25 slides, met interactieve quizzen, tekstslides en 2 videos.

time-iconLesduur is: 30 min

Onderdelen in deze les

répéter la grammaire
C

Slide 1 - Tekstslide

Aujourd'hui
1. Répéter la grammaire
2. Faire les exercices sur lessonup

Slide 2 - Tekstslide

Les 2 buts
1. Aan het einde van de les kan je het werkwoord 'avoir' in het Frans benoemen.
&
2. Tevens kan je vertellen wanneer je de lidwoorden le/la/les/l'/une/un gebruikt.

Slide 3 - Tekstslide

Van

           
   
     Wat betekent "avoir"?


Vandaag oefenen we met het werkwoord "avoir".

Slide 4 - Tekstslide

We gebruiken het werkwoord "avoir" echt heel vaak !

Wat betekenen de roodgekleurde woorden volgens jou ?


1   Chantal  a  une  belle auto.
2   Nous  avons  100.000  euros.  Super !
3   Eric  et Charles   ont    deux  T-shirts  blancs.
4   J' ai  la  grippe ..... C'est horrible.

Het  zijn  allemaal  vormen  van  het  hele werkwoord "avoir".

Slide 5 - Tekstslide

AVOIR ( = hebben)
Vervoeging van "avoir" met vertaling :
stopwatch
00:00

Slide 6 - Tekstslide

Slide 7 - Video

Slide 8 - Video

Wat betekent "tu as"?
A
zij hebben
B
hij heeft
C
jij hebt
D
ik heb

Slide 9 - Quizvraag

Wat betekent "nous avons"?
A
ik heb
B
u heeft
C
wij hebben
D
zij hebben

Slide 10 - Quizvraag

Wat betekent "il a" ?
A
hij heeft
B
zij heeft
C
u heeft
D
zij hebben

Slide 11 - Quizvraag

Hoe vertaal je "men heeft" in het Frans ?
timer
1:00
A
ils ont
B
nous avons
C
j'ai
D
on a

Slide 12 - Quizvraag

Hoe vertaal je "zij hebben" in het Frans ?
timer
1:00
A
ils ont
B
elle a
C
vous avez
D
tu as

Slide 13 - Quizvraag

Vul de juiste vorm in van 'hebben'

Tu ____
A
a
B
as
C
avons
D
ont

Slide 14 - Quizvraag

Vul de juiste vorm in van 'hebben'

Nous ____
A
a
B
as
C
avons
D
ont

Slide 15 - Quizvraag

Vul de juiste vorm in van 'hebben'

Léa et Dua ____
A
ai
B
a
C
avons
D
ont

Slide 16 - Quizvraag

Vul de juiste vorm in van 'hebben'

Le chien ____
A
ai
B
a
C
avez
D
as

Slide 17 - Quizvraag

Vul de juiste vorm in van 'hebben'

Madame Icen ____ une soeur.
A
a
B
avons
C
ont
D
as

Slide 18 - Quizvraag

Vul de juiste vorm in van 'hebben'

Les chats ____ 2 ans.
A
a
B
avez
C
ont
D
ai

Slide 19 - Quizvraag

Vul de juiste vorm in van 'hebben'

Mohammed ____ 12 ans.
A
a
B
avez
C
ont
D
ai

Slide 20 - Quizvraag

Vul de juiste vorm in van 'hebben'

Lisanne ____ un frère de 20 ans.
A
a
B
avez
C
ont
D
ai

Slide 21 - Quizvraag

Vul de juiste vorm in van 'hebben'

Les enfants ____ beaucoup de courage.
A
avons
B
avez
C
ont
D
a

Slide 22 - Quizvraag

A. optreden

B. ontdekt worden

C. zin hebben om te 

A. zij  heeft
B. zij hebben
C.  men heeft
D.  jullie hebben
E. jij / je hebt
F. wij hebben
1.  nous  avons
2.  tu  as
3.  ils  ont
4.  on  a
5.  vous avez
6.  elle  a

Slide 23 - Sleepvraag

Au  revoir

Slide 24 - Tekstslide

Slide 25 - Link