Wat weten we nog?

Wat weten we nog?
Zelfstandig naamwoorden
1 / 28
volgende
Slide 1: Tekstslide
LatijnMiddelbare schoolvwoLeerjaar 1

In deze les zitten 28 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

time-iconLesduur is: 30 min

Onderdelen in deze les

Wat weten we nog?
Zelfstandig naamwoorden

Slide 1 - Tekstslide

Zelfstandig naamwoorden staan in een naamval.
Hieraan kun je zien welke functie in de zin ze hebben.
A
waar
B
niet waar

Slide 2 - Quizvraag

Welke naamvallen ken je nog?

Slide 3 - Open vraag

naamvallen
nominativus
genitivus
dativus
ablativus
accusativus
vocativus

Slide 4 - Tekstslide

naamvallen
nominativus
genitivus
dativus
ablativus
accusativus
vocativus

Slide 5 - Tekstslide

nominativus
Welke functie kan een woord in de nominativus hebben in een zin?
Onderwerp
Lijdend voorwerp
meewerkend voorwerp
bijwoordelijke bepaling
naamwoordelijk deel
aangesproken persoon

Slide 6 - Sleepvraag

accusativus
Welke functie kan een woord in de accusativus hebben in een zin?
Onderwerp
Lijdend voorwerp
meewerkend voorwerp
bijwoordelijke bepaling
naamwoordelijk deel
aangesproken persoon

Slide 7 - Sleepvraag

Vocativus
De vocativus gebruik je om iemand aan te spreken.
Deze naamval staat nooit in de rijtjes, maar is vaak hetzelfde als de nominativus, behalve bij groep 2:
dominus (nom) - domine (voc)

Slide 8 - Tekstslide

Er zijn dus 3 groepen zelfstandig naamwoorden 
  • groep 1: nominativus enkelvoud op -a (rosa).                         Deze woorden zijn (meestal) vrouwelijk
  • groep 2: nominativus op -us of -um                                                      De woorden op -us zijn mannelijk, die op -um onzijdig
  • groep 3: die hebben een onregelmatige nominativus enkelvoud. Het meervoud voor mannelijke en vrouwelijke woorden gaan op -es en voor onzijdige op -a

Slide 9 - Tekstslide

Slide 10 - Tekstslide

amicus
A
groep 1
B
groep 2 mannelijk
C
groep 2 onzijdig
D
groep 3

Slide 11 - Quizvraag

vinum
A
groep 1
B
groep 2 mannelijk
C
groep 2 onzijdig
D
groep 3

Slide 12 - Quizvraag

regia
A
groep 1
B
groep 2 mannelijk
C
groep 2 onzijdig
D
groep 3

Slide 13 - Quizvraag

pars
A
groep 1
B
groep 2 mannelijk
C
groep 2 onzijdig
D
groep 3

Slide 14 - Quizvraag

In welke naamval staat:
dei
nominativus enkelvoud
accusativus enkelvoud
nominativus meervoud
accusativus meervoud

Slide 15 - Sleepvraag

In welke naamval staat:
iram
nominativus enkelvoud
accusativus enkelvoud
nominativus meervoud
accusativus meervoud

Slide 16 - Sleepvraag

In welke naamval staat:
filios
nominativus enkelvoud
accusativus enkelvoud
nominativus meervoud
accusativus meervoud

Slide 17 - Sleepvraag

In welke naamval staat:
partes
nominativus enkelvoud
accusativus enkelvoud
nominativus meervoud
accusativus meervoud

Slide 18 - Sleepvraag

naamval-functie
  • nominativus:                                                                        1. Onderwerp                                                                          2. ND, hiervoor is er een koppelwerkwoord nodig. Bijv: Tantalus amicus est : Tantalus is een vriend  
  • accusativus:                                                                          1. Lijdend voorwerp                                                              2. Bijw. bep., dan staat er een voorzetsel voor de acc. Bijv: Tantalus apud Olympum est:                            Tantalus is bij de Olympus

Slide 19 - Tekstslide

Slide 20 - Tekstslide

Wat weten we nog?
werkwoorden

Slide 21 - Tekstslide

Bij werkwoorden kun je aan de uitgang zien om welke persoon het gaat. 
Welke uitgang hoort bij welke persoon?
ik
jij
hij, zij, het
wij
jullie
zij
(mv)
-o
-s
-t
-mus
-tis
-nt

Slide 22 - Sleepvraag

Slide 23 - Tekstslide

solere
A
a-stam
B
e-stam
C
i-stam
D
mk-stam

Slide 24 - Quizvraag

temptare
A
a-stam
B
e-stam
C
i-stam
D
mk-stam

Slide 25 - Quizvraag

punire
A
a-stam
B
e-stam
C
i-stam
D
mk-stam

Slide 26 - Quizvraag

bibere
A
a-stam
B
e-stam
C
i-stam
D
mk-stam

Slide 27 - Quizvraag

Slide 28 - Tekstslide