Lezen H3 klas 2b/k opdracht 1

Wat gaan we doen?
- Uitleg Lezen H3
-Opdrachten maken
1 / 26
volgende
Slide 1: Tekstslide
NederlandsMiddelbare schoolvmbo b, kLeerjaar 2

In deze les zitten 26 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

time-iconLesduur is: 120 min

Onderdelen in deze les

Wat gaan we doen?
- Uitleg Lezen H3
-Opdrachten maken

Slide 1 - Tekstslide

Ik vind die trui erg mooi
In 1945 was de Tweede Wereldoorlog afgelopen
Mening
Feit
Justin Bieber is een goede zanger
Ik heb nu het vak Nederlands

Slide 2 - Sleepvraag

Welk argument past beter bij: "Ik vind dat online lessen beter zijn dan normale lessen, omdat...."
Ik dat zo vind
je meer rust hebt tijdens het werken

Slide 3 - Sleepvraag

Wat is het signaalwoord in de zin: "Ik heb te veel taart gegeten, daarom voel ik mij nu ziek."
A
Te veel
B
Nu
C
Daarom
D
Gegeten

Slide 4 - Quizvraag

Wat is het signaalwoord in de zin: "Ik heb mijn broertje de deur uitgeschopt, omdat hij zo vervelend is."
A
Vervelend
B
Omdat
C
Hij
D
Uitgeschopt

Slide 5 - Quizvraag

Wat is het signaalwoord in de zinnen: "Komt hij nog? Nee, hij is namelijk ziek."
A
Nog
B
Nee
C
Hij
D
Namelijk

Slide 6 - Quizvraag

Signaalwoorden

Slide 7 - Tekstslide

Bij welk tekstverband hoort het signaalwoord "Allereerst"
A
Reden
B
Opsomming
C
Tegenstelling
D
Voorbeeld

Slide 8 - Quizvraag

Bij welk tekstverband hoort het signaalwoord "Maar"
A
Reden
B
Opsomming
C
Tegenstelling
D
Voorbeeld

Slide 9 - Quizvraag

Bij welk tekstverband hoort het signaalwoord "Immers"
A
Reden
B
Opsomming
C
Tegenstelling
D
Voorbeeld

Slide 10 - Quizvraag

Bij welk tekstverband hoort het signaalwoord "Bovendien"
A
Reden
B
Opsomming
C
Tegenstelling
D
Voorbeeld

Slide 11 - Quizvraag

Bij welk tekstverband hoort het signaalwoord "Zoals"
A
Reden
B
Opsomming
C
Tegenstelling
D
Voorbeeld

Slide 12 - Quizvraag

Nu aan het werk
Hoe bepalen we het onderwerp van een tekst?
kijk naar de titel
kijk naar de plaatjes
kijk naar anders gedrukte woorden
lees de eerste alinea 

Slide 13 - Tekstslide

Wat is het onderwerp van de tekst?

Slide 14 - Open vraag

In alinea 1 staat een tegenstelling. Welke?
A
de volgende dag in huis <-> risico's online shoppen
B
online shoppen is makkelijk <-> het gaat soms mis
C
online winkelen <-> risico's gewoon winkelen

Slide 15 - Quizvraag

Aan welk signaalwoord herken je die tegenstelling?

Slide 16 - Open vraag

In alinea 1 worden drie risico's genoemd van online winkelen. Geef er twee.

Slide 17 - Open vraag

lees nu alinea 2

Slide 18 - Tekstslide

Wat doe je nadat je gezien hebt dat een webshop een keurmerk vermeldt? (al. 2)?

Slide 19 - Open vraag

Lees nu ook alinea 3 en 4

Slide 20 - Tekstslide

In alinea 2, 3 en 4 krijg je tips over keurmerk, manier van betalen en bedenktijd. Aan welke signaalwoorden herken je die tips?

Slide 21 - Open vraag

Had de schrijver alinea 2, 3 en 4 ook in een andere volgorde kunnen zetten? leg je antwoord uit.

Slide 22 - Open vraag

Waarvan zijn de woorden internetbankieren en iDeal in alinea 3 voorbeelden?

Slide 23 - Open vraag

Geef een voordeel en een nadeel van vooraf betalen uit de tekst.

Slide 24 - Open vraag

Geef twee manieren van achteraf betalen uit de tekst.

Slide 25 - Open vraag

Noem zelf een voordeel en een nadeel van online winkelen.

Slide 26 - Open vraag