familia

• Spaans
• Middelbare school
• havo, vwo
• Leerjaar 1

¡Hola!

Las reglas de la clase

1. Bij binnenkomst spullen op tafel: Boeken, pen, laptop en schrift.
2. Geen mobieltjes in de klas.
3. Als ik praat, zijn jullie stil.
4. Steek je hand op als je iets wilt zeggen
5. Niet aan elkaar of elkaars spullen zitten.

Klasregels

Wat gaan we 

vandaag doen?

• Inleiding H4: ¡Vamos al instituto!
  
• Bron A
  
• VOCABULARIO
  

tante

vader

oom

zus

neef

opa

zoon

moeder

abuelo

hijo

tía

primo

padre

hermana

tío

madre

De blonde jongen.

De nieuwe fiets.

Haar oma is aardig.

De blauwe auto.

Wat voor soort woorden zijn de vetgedrukte woorden?

Wat voor soort woorden zijn de vetgedrukte woorden?

Welk "adjetivo" past het beste bij de zin?

Mi hermano tiene los ojos (groen).

Mi hermano es (kort).

Mi padre es (lang).

Mis primas son muy (knap).

Mi madre tiene el pelo (bruin).

Mi primo es (grappig).

guapas

bajo

divertido

verdes

marrón

alto

Libro de texto: página 32

Libro de texto, página 32

el adjetivo

Welk "adjetivo" past het beste bij de zin?

Mi hermana está (verlief) de Enrique Iglesias.

Mi abuela tiene un coche (witte).

Ana, ¿has visto mis zapatos (blauw)?

Los vecinos de Pablo son (aardig).

El primo de Alicia es (knap).

Tenemos una terraza muy (groot).

simpáticos

blanco

grande

enamorada

guapo

azules

Welk "adjetivo" past het beste bij de zin?

Mi hermana es ........... .

La manzana es  ...........  .

El coche es de color ........... .

El vecino de Pablo es ........... .

Mis abuelos son ...........  .

Mi hermano es ........... .

holandés

blanco

guapo

guapa

holandeses

rojo

Beschrijf (kort) een of twee leden van je familie
met behulp van het werkwoord ser (zijn),
tener (hebben) en het bijvoeglijk naamwoord.

00:00

Welke woorden uit het lied herken jij?
Schrijf ze in het Spaans

Tareas para casa

Libro de ejercicios:

Página 77

Ejercicio 25

¡Adiós!