Lezen 4 les 3 en 4

• Nederlands
• Middelbare school
• vwo
• Leerjaar 2

Lezen 4 les 3 en les  4

Lezen periode 3

Wat gaan we doen?

Les 3 en les 4 van lezen 4

Lesdoelen:

Je kunt 10 vragen bedenken bij een tekst m.b.v. de toolbox tien vragen voor tekstbegrip.

Je kunt antwoord geven op vragen over een tekst.

Opfrissen

Leestrategieën: Welke zijn er?

Jezelf vragen stellen tijdens het lezen

Voorbeelden van vragen die je kunt stellen tijdens het lezen:

Uit welke onderdelen bestaat de tekst?

Waar gaat dit stukje tekst over?

Begrijp ik wat er staat?

Gaat het om een mening, of zijn het alleen feiten?

Wat is het doel van de afbeeldingen?

Wat is de bedoeling van de schrijver?

Wat kan nuttig zijn aan het vragen beantwoorden over een tekst?

Nuttig is:

Goede vragen helpen je een tekst beter te begrijpen.

Als je de vragen goed kunt beantwoorden, weet je dat je op de goede weg zit.

Je docent weet of je een tekst echt goed hebt begrepen.

Aan de slag!

Je krijgt 4 teksten. Kies van de 4 teksten 1 tekst en bedenk minimaal 10 vragen over deze tekst.

Klaar?

 Geef de tekst met vragen aan je buurman/buurvrouw en beantwoord elkaars vragen!

Moet je nog wachten op je buurman? Ga dan verder met opdracht 2 en 3 van les 3 van  lezen 4

Lezen 4

Algemene vragen

Je gaat in deze les:

• bepalen wat het onderwerp van een tekst is
  
• bepalen wat de hoofdgedachte van een tekst is
  
• bepalen wat het tekstdoel is
  
• feiten en meningen herkennen.

Wat is het onderwerp van deze tekst?

Ga naar les 4 en maak opdracht 2 en 3

Klaar?

Zoek een artikel op nos.nl en waarvan jij denkt dat je klasgenoten dit een interessante tekst vinden.

 Bepaal het tekstdoel van de gekozen tekst, het onderwerp en de hoofdgedachte.

Welke tekst heb jij gekozen? Vul de titel in?

Tekstdoelen en tekstsoorten

Ik kan de tekstdoelen en tekstsoorten herkennen.

 Feiten en meningen

 Feiten en meningen

In teksten kom je feiten en meningen tegen. 

feit	mening
Is echt of is werkelijk gebeurd.	Is wat iemand ergens van vindt of over denkt.
Kun je meestal controleren.	Verschilt per persoon: iedereen kan een andere mening hebben.

Feit of mening?

1. In deze alinea staan enkel feiten.
2. In deze alinea staan enkel meningen.
3. In deze alinea staan zowel feiten als meningen.
4. In deze alinea staan zowel geen feiten als meningen.

Maken opdracht 5 en 6 van lezen 4