APA

verslag maken
1 / 39
volgende
Slide 1: Tekstslide
NederlandsMiddelbare schoolhavo, vwoLeerjaar 3

In deze les zitten 39 slides, met interactieve quizzen, tekstslides en 1 video.

time-iconLesduur is: 50 min

Onderdelen in deze les

verslag maken

Slide 1 - Tekstslide

indeling
1. voorkant
2. inhoudsopgave
3. inleiding
4. hoofdstukken
5. Conclusie/ antwoord op de hoofdvraag
6. bronvermelding

Slide 2 - Tekstslide

1. Titelblad (voorblad)
Op het titelblad, het eerste blad van je werkstuk, zet je de titel van je werkstuk. Daarnaast schrijf je op dit blad je naam en je klas en eventueel de naam van je docent en de datum.

Eventueel een afbeelding die past bij je onderwerp

Slide 3 - Tekstslide

De voorkant van een verslag lijkt op de voorkant van een boek: de titel staat erop, de schrijver en een mooi plaatje. De voorkant noem je ook wel het titelblad. Waarom is een titelblad belangrijk?
A
Zo zien anderen meteen waar het verslag over gaat
B
Zo worden anderen nieuwsgierig naar je verslag
C
Zo valt je verslag niet uit elkaar
D
Zo wordt je verslag niet vies

Slide 4 - Quizvraag

2. inhoudsopgave
Op dit blad staat achtereenvolgens opgesomd wat je in je werkstuk zal bespreken. Zet de hoofdstukken onder elkaar op een rijtje met achter de nummer van het hoofdstuk de titel ervan en het paginanummer.
in word kan je je inhoudsopgave automtisch aanmaken

Slide 5 - Tekstslide

Wat is het belangrijkste doel van
een inhoudsopgave
A
Amuseren
B
Informeren
C
Overtuigen
D
Activeren

Slide 6 - Quizvraag

3. Inleiding
Je begint je werkstuk altijd met een inleiding: een introductie over het onderwerp van jouw werkstuk. Wat kun je als lezer verwachten van de rest van de tekst in jouw werkstuk? Geef in de inleiding aan welke hoofdstukken er achtereenvolgens voorbij zullen komen en geef een korte beschrijving van het hoofdstuk.
Je kunt de inleiding ook beginnen met een paar vragen die verderop in het werkstuk beantwoord zullen worden. Hiermee kun je de lezer alvast nieuwsgierig maken.

Slide 7 - Tekstslide

Wat is geen functie van de inleiding?
A
onderwerp introduceren
B
aandacht trekken
C
samenvatting geven
D
tekststructuur aanduiden

Slide 8 - Quizvraag

4. hoofdstukken
In het middenstuk van je werkstuk, geef je de informatie over het onderwerp dat je bespreekt. Deel deze informatie op en bespreek het onder verschillende hoofdstukken. Zo houd je het overzichtelijk voor de lezer. Per hoofdstuk kun je een deelonderwerp behandelen. 
Hier beantwoord je dus  je deelvragen. 
GEEN VRAAG ALS TITEL!!!!

Slide 9 - Tekstslide

Onderzoeksopdracht
Hoofd- en deelvragen maken

Slide 10 - Tekstslide

Slide 11 - Tekstslide

Slide 12 - Video

Een voorbeeld uit het filmpje:

Onderwerp: Energiedrankjes


Hoofdvraag: Hebben energiedrankjes invloed op de concentratie en het reactievermogen van middelbare scholieren?




Slide 13 - Tekstslide

Deelvragen

 

1. Wat is concentratie en reactievermogen en hoe kun je dat meten?

2. Wat zit er in energiedrankjes, en welke van die stoffen zou invloed kunnen hebben op de concentratie en het reactievermogen?

3. Hoe reageren middelbare scholieren op energiedrankjes?





2. Welke stoffen beinvloeden concentratie en reactievermogen?

3. Zitten de gevonden stoffen in energiedrankjes?

En zo ja, in welke hoeveelheid?

Slide 14 - Tekstslide

De hoofdvraag luidt:
Welke rol spelen de aardbevingen in Groningen op de huizenprijzen op de Groningse woningmarkt?
Welke deelvraag hoort er niet bij?
A
Waardoor ontstaan de aardbevingen in Groningen?
B
Hoe verschillen de huizenprijzen op de Groningse woningmarkt van de huizenmarkt in andere regio's?
C
Hoe is de provincie Groningen ontstaan?
D
Welke factoren bepalen de huizenprijzen op de woningmarkt?

Slide 15 - Quizvraag

Welk van onderstaande vragen is het meest geschikt als onderzoeksvraag?
A
Hoe kan Nederland criminaliteit aanpakken?
B
Heeft Nederland een probleem met cybercriminaliteit?
C
Hoe kan Nederland cybercriminaliteit bestrijden?
D
Hoe kan Europa cybercriminaliteit bestrijden?

Slide 16 - Quizvraag

Bedenk één deelvraag bij de hoofdvraag: Hoe kan Nederland cybercriminaliteit bestrijden?

Slide 17 - Open vraag

Checklist hoofdvraag

AFGEBAKEND: Hij moet duidelijk afgebakend zijn: het onderwerp, de periode en het gebied zijn duidelijk aangegeven (Wat?; Wanneer?: Waar?).  
EENDUIDIG: Hij is maar op één manier uit te leggen.  
ENKELVOUDIG: De vraag mag niet uit meerdere vragen bestaan.  
NIEUW: Hij moet nieuwe informatie opleveren. Wat je al weet, hoef je niet meer te onderzoeken.  
BEHAPBAAR: Hij moet te onderzoeken zijn met jouw beschikbare tijd en middelen.  
• BINNEN VAKGEBIED: Een vraag moet passen binnen het vak, waarmee je bezig bent.  

Slide 18 - Tekstslide

Checklist deelvragen 
CRITERIA HOOFDVRAAG: Deelvragen moeten aan dezelfde eisen voldoen als de hoofdvraag bij "Wat is een goede hoofdvraag?".  
ONDERSTEUNEND: Ze moeten de hoofdvraag ondersteunen. Je moet geen deelvragen stellen die niet nodig zijn voor het beantwoorden van de hoofdvraag.  
MINDER COMPLEX DAN HOOFDVRAAG Let op: de hoofdvraag is steeds complexer dan de deelvragen.  
GOEDE VOLGORDE Ze moeten in een logische volgorde staan:  
o Chronologisch.  
o Zodat ze een lopend verhaal opleveren.  
o In volgorde van complexiteit: eerst beschrijvende, dan verklarende enz.  (zie basisboek nr. 24)

Slide 19 - Tekstslide

Beschrijvend
  • Informatie lezen/opzoeken
  • Mensen bevragen (interviewverslag!)
  • Vraag > onderzoek > conclusie

Experimenteel
  • Experiment uitvoeren
  • Vraag > hypothese > experiment > conclusie
Soorten Onderzoek

  1. Welk deel van de kinderen heeft overgewicht?
  2. Hoe zijn de taken verdeelt binnen een groep mieren?
  1. Nemen planten water op als het nacht is?
  2. Worden mensen sneller wakker van rood licht?
  3. Groeit een plant sneller door muziek?

Slide 20 - Tekstslide

Onderzoeksvraag bepalen
  • Oriënteren 
  • Specifiek
  • eenduidig/concreet
  • Meetbaar/onderzoekbaar
  • Realistisch

Slide 21 - Tekstslide

Deelvragen?
De deelvraag beantwoordt een deel van de hoofdvraag:
  • Dit kan een kennisvraag zijn (je geeft informatie);
  • Dit kan een analysevraag zijn (je geeft verklarende informatie);
  • Dit kan een mening zijn (je geeft een standpunt).

Slide 22 - Tekstslide

5. Conclusie/hoofdvraag beantwoorden


Als afronding van je werkstuk herhaal je nog eens kort wat je in de hoofdstukken besproken hebt. Het is een soort totaaloverzicht van je werkstuk. De samenvatting kan ook een conclusie (zoals een antwoord op de hoofdvraag) bevatten. Ook kun je hier je eigen mening over jouw onderwerp geven, zorg wel dat die gebaseerd is op je bronnen en het onderzoek wat je gedaan hebt

Slide 23 - Tekstslide

6. Bronvermelding
Zet hier alle bronnen die je gebruikt hebt, zoals internetpagina's, boeken, artikelen uit de krant of uit een tijdschrift, etc.

Slide 24 - Tekstslide

The do's and
don'ts in APA
Een beknopte behandeling
van de meestvoorkomende situaties
bij het verwijzen naar bronnen

Slide 25 - Tekstslide


Wat is plagiaat?

Slide 26 - Open vraag


  • Snelle kennisquiz
  • Citeren
  • Parafraseren

Slide 27 - Tekstslide


In mijn verslag neem ik bijna letterlijk de tekst over van iemand anders. Ik vermeld geen bron.  
A
Plagiaat
B
Geen plagiaat

Slide 28 - Quizvraag


In mijn verslag neem ik bijna letterlijk de tekst over van iemand anders. Ik vermeld de bron in de bronnenlijst.  
A
Plagiaat
B
Geen plagiaat

Slide 29 - Quizvraag


In mijn verslag ik neem ik bijna letterlijk de tekst over van iemand anders. Ik geef aan dat het een citaat is en vermeld de bron in de bronnenlijst.  
A
Plagiaat
B
Geen plagiaat

Slide 30 - Quizvraag

.
Ik vertaal de tekst uit een andere taal. Ik vermeld geen bron.
A
Plagiaat
B
Geen plagiaat

Slide 31 - Quizvraag


Ik kopieer de tekst van iemand anders; ik verander enkele woorden, maar ik vermeld de bron. 
A
Plagiaat
B
Geen plagiaat

Slide 32 - Quizvraag


Ik leg in mijn eigen woorden uit wat ik in een andere tekst gevonden heb. Ik kies daarvoor andere woorden en gebruik een andere zinsbouw. Ik verwijs in de tekst en ik vermeld de bron. 
A
Plagiaat
B
Geen plagiaat

Slide 33 - Quizvraag


Ik gebruik een afbeelding van een website. Ik vermeld geen bron. 
A
Plagiaat
B
Geen plagiaat

Slide 34 - Quizvraag


Ik laat een van mijn ouders een hoofdstuk van mijn verslag schrijven. 
A
Plagiaat
B
Geen plagiaat

Slide 35 - Quizvraag

Citeren
  • De woorden van een ander letterlijk overnemen. Als je citeert, moet je aangeven dat het om een citaat gaat.

Slide 36 - Tekstslide

Parafraseren
Natuurlijk mag je je wel laten inspireren door andere teksten! Je vertelt dan in je eigen woorden wat in de bron beschreven staat (je 'parafraseert' dus) en je vermeldt achteraf de bron. 

Parafraseren of vertalen zonder bronvermelding is ook plagiaat. 

Slide 37 - Tekstslide

Slide 38 - Tekstslide

Slide 39 - Tekstslide