Herhaling ecologie

Herhaling ecologie
1 / 37
volgende
Slide 1: Tekstslide
BiologieMiddelbare schoolhavoLeerjaar 2

In deze les zitten 37 slides, met interactieve quizzen, tekstslides en 1 video.

time-iconLesduur is: 50 min

Onderdelen in deze les

Herhaling ecologie

Slide 1 - Tekstslide

Ik ga een voldoende halen voor de toets
😒🙁😐🙂😃

Slide 2 - Poll

Slide 3 - Video

Leerdoelen 6.1
  • Aan het einde van de les kun je vertellen dat een organismen en hun milieu elkaar beïnvloeden
  • Aan het einde van de les kun je een voedselketen en een voedselweb maken. 
  • Aan het einde van de les kun je verschillende niveaus van de ecologie beschrijven. 

Slide 4 - Tekstslide

Wat is geen biotische factor
A
aantal rijpe bananen in het woud
B
aantal gorilla's in het woud
C
aantal chimpansees in het woud
D
de hoeveelheid regen in het woud.

Slide 5 - Quizvraag

De niveaus van ecologie: Zet van klein naar groot
timer
1:00
Individu
Populatie: groep van dezelfde soort
Levensgemeenschap: alle populaties in een bepaald gebied
Ecosysteem: levensgemeenschap + biotoop
Biosfeer: alle ecosystemen samen

Slide 6 - Sleepvraag

Sleep de juiste organismen op de juiste plek in het voedselweb

timer
1:00
Bladluis
Buizerd
Konijn
Lieveheersbeestje
Merel
Planten

Slide 7 - Sleepvraag

Biomassa: Totale hoeveelheid energierijke materiaal in een organisme.

Bij elke schakel wordt de biomassa minder.Tekst

Slide 8 - Tekstslide

Deze bacteriën horen bij de reducenten. Wat doen reducenten ook alweer?
A
organische stoffen omzetten in anorganische stoffen
B
anorganische stoffen omzetten in organische stoffen
C
planten omzetten in mineralen
D
stinkende stoffen produceren in slootjes

Slide 9 - Quizvraag

Leerdoelen 6.2 
  • Je kunt groepen organismen in de kringloop van stoffen beschrijven. 
  • Je kunt de kringlopen van water en koolstofdioxide beschrijven

Slide 10 - Tekstslide

In de afbeelding is de kringloop van koolstof schematisch weergegeven.

Bij welk nummer horen planten te staan in het schema?
A
Bij nummer 1
B
Bij nummer 2
C
Bij nummer 3

Slide 11 - Quizvraag

In de koolstof-kringloop komt koolstof in verschillende vormen voor. In welke vorm wordt het door planten opgenomen?
A
O2
B
CO2
C
Glucose
D
H2O

Slide 12 - Quizvraag

Koolstof kringloop 

Slide 13 - Tekstslide

Waterkringloop 

Slide 14 - Tekstslide

Leerdoelen 6.3
  • Je kunt uitleggen wat een biologisch evenwicht is
  • Je kunt uitleggen hoe soorten afhankelijk zijn van elkaar voor voedsel, een schuilplaats en voor voortplanting

Slide 15 - Tekstslide

Wat is de definitie van symbiose?
A
Een relatie tussen een plant en een dier
B
Een duurzame relatie tussen twee verschillende soorten

Slide 16 - Quizvraag

Wat is een biologisch evenwicht?
A
De populatiegrootte schommelt om een evenwichtswaarde heen.
B
Geboorte, sterfte en migratie zorgen voor een biologisch evenwicht.
C
antwoord A en B zijn goed
D
Antwoord A en B zijn beiden fout.

Slide 17 - Quizvraag

Slide 18 - Tekstslide

Samenleven
Organismen kunnen verschillende relaties met soortgenoten hebben.
De relatie kan gericht zijn op concurrentie of samenwerking.

Slide 19 - Tekstslide

Leerdoelen 6.4
  • Je kunt manieren noemen waarop de mens afhankelijk is van het milieu
  • Je kunt enkele oorzaken en voorbeelden noemen van milieuproblemen

Slide 20 - Tekstslide

Welke van de onderstaande activiteiten draagt niet bij aan milieu problemen?
A
Gebruik van plastic tassen
B
Vervuiling door voertuigen
C
Recycling van afval

Slide 21 - Quizvraag

Waarom zijn wij als mensen afhankelijk van het milieu?
A
Voor entertainment doeleinden.
B
Omdat het milieu een mooi uitzicht biedt.
C
Voor voedsel, zuurstof en andere levensbehoeften.
D
Omdat we het milieu mooi willen houden.

Slide 22 - Quizvraag

Wat gebeurt er als het milieu niet goed wordt beschermd?
A
Er komen meer mooie uitzichten.
B
Levensbehoeften worden schaarser of verdwijnen helemaal.
C
Er ontstaan meer mogelijkheden voor entertainment.
D
Mensen gaan meer van de natuur houden.

Slide 23 - Quizvraag

Dingen die wij uit het milieu halen 

Slide 24 - Tekstslide

Leerdoelen 6.5
  • Je kunt enkele oorzaken en gevolgen noemen van uitputting en vervuiling.
  • Je kunt enkele oorzaken en gevolgen noemen van klimaatverandering.

Slide 25 - Tekstslide

Wat zijn de oorzaken van luchtvervuiling?
A
Verbranding van fossiele brandstoffen
B
Regenval
C
Industriële activiteiten
D
Warm weer

Slide 26 - Quizvraag

Wat zijn de gevolgen van het gebruik van fossiele brandstoffen?
A
Schone lucht en gezonde ecosystemen
B
Opwarming van de aarde en klimaatverandering
C
Versterking van de ozonlaag
D
Economische groei en welvaart

Slide 27 - Quizvraag

Wat is het broeikaseffect?
A
Een proces waarbij de atmosfeer afkoelt
B
Het vasthouden van warmte door de atmosfeer
C
Een natuurlijk proces dat warmte vasthoudt
D
Een proces dat alleen in de winter plaatsvindt

Slide 28 - Quizvraag

Wat veroorzaakt het broeikaseffect?
A
Zuurstof in de atmosfeer
B
Afname van de luchtvochtigheid
C
Toename van broeikasgassen in de atmosfeer
D
Milieuvervuiling

Slide 29 - Quizvraag

Welke gevolgen heeft het broeikaseffect?
A
Opwarming van de aarde
B
Stijging van de zeespiegel
C
Verlaging van de zeespiegel
D
Afkoeling van de aarde

Slide 30 - Quizvraag

Mensen veranderen het milieu:
Door dingen uit het milieu te halen en door dingen toe te voegen in het milieu. 


Dit kan voor problemen zorgen dit noemen wij milieuproblemen.  

Belangrijkste oorzaak van milieuproblemen zijn de groei van de bevolking en de manier van level van de mens 

Slide 31 - Tekstslide

Leerdoelen 6.6
  • Je kunt de ecologische voetafdruk van Nederlander vergelijken met die van andere landen. 
  • Je kunt uitleggen wat duurzaamheid is. 
  • Je kunt aangeven wat duurzame oplossingen voor milieuproblemen in Nederland kunnen zijn. 

Slide 32 - Tekstslide

Wat is het doel van het verkleinen van je ecologische voetafdruk?
A
Het verminderen van de impact van je levensstijl op het milieu
B
Het verbeteren van je sociale status
C
Het behouden van een gezonde planeet voor toekomstige generaties
D
Het vergroten van je financiële winst

Slide 33 - Quizvraag

Wat is de rol van recycling bij duurzaamheid?
A
Het vermindert de hoeveelheid afval en verlengt de levensduur van grondstoffen
B
Het is te duur om te implementeren
C
Het verhoogt de CO2-uitstoot
D
Het verbruikt meer energie dan het oplevert

Slide 34 - Quizvraag

Hoe kunnen we als individuen bijdragen aan duurzaamheid?
A
Door energie te besparen, afval te verminderen en duurzame producten te kopen
B
Door minder duurzame producten te kopen
C
Door meer fossiele brandstoffen te gebruiken
D
Door meer afval te produceren

Slide 35 - Quizvraag

Oplossingen:

Duurzame energie zorgt voor minder fossiele brandstoffen. Bijv: windenergie, zonne-energie, biomassa 
Hergebruiken en recycling 
Precisielandbouw -> technologie om planten precies te geven wat ze nodig hebben.
Kringlooplandbouw -> Duurzaam omgaan met  natuurlijke hulpbronnen. 
Minder vervuiling
Minder broeikasgassen door bijv. zuinige apparaten te gebruiken. 
Zelf duurzame keuzes maken 

Slide 36 - Tekstslide

Ik ga een voldoende halen voor de toets
😒🙁😐🙂😃

Slide 37 - Poll