CG A1 - Unidad 1 en 2 - 11.02.21

Welkom
Hoy es jueves. ¿Qué vamos a hacer hoy? 
Wat gaan we vandaag doen?
1 / 52
volgende
Slide 1: Tekstslide
spaansHBOStudiejaar 1

In deze les zitten 52 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

time-iconLesduur is: 120 min

Onderdelen in deze les

Welkom
Hoy es jueves. ¿Qué vamos a hacer hoy? 
Wat gaan we vandaag doen?

Slide 1 - Tekstslide

¿Qué vamos a hacer hoy?
  • Lista de asistencia
  • Programa de ayer - Repaso - Los deberes - ¿Preguntas?
  • Programa de hoy

Slide 2 - Tekstslide

Viaje al español 
Programa de hoy
Vamos a terminar la Unidad 1
  • Klemtoonregels
  • bepaald lidwoord
  • geslacht zelfstandige nmw.
  • meervoud zelfstandige nmw.
  • WB: Reglas y sistemas 

Vamos a empezar con la Unidad 2  

Slide 3 - Tekstslide

Viaje al español
Programa de ayer
  • begroeten en afscheid nemen  
  • naar iemands naam vragen en antwoord geven
  • Vragen en zeggen waarom iemand Spaans leert 
  • Uitspraakregels
  • persoonlijk vnmw. als onderwerp
  • regelmatige werkwoorden op -ar
 

Slide 4 - Tekstslide

¿Qué recuerdas?

Slide 5 - Tekstslide

Hoe kun je iemand in het Spaans begroeten?
A
¡hola!
B
¡buenos días!
C
me llamo
D
hasta pronto

Slide 6 - Quizvraag

¿Para qué estudias español?

Slide 7 - Open vraag

Noteer 
  1. de persoonlijke vnmw.



2. de vervoeging van "hablar"

1. yo
2. tú
3. él, ella, usted
1. nosotros/as
2. vosotros/as
3. ellos, ellas, ustedes
1. hablo
2. hablas
3. habla
1. hablamos
2. habláis
3. hablan

Slide 8 - Tekstslide

Regelmatige werkwoorden op -AR TB p.12
persoonlijke vn.

estudiar

1.  estudio
2. estudias
3. estudia
1.  estudiamos
2. estudiáis
3. estudian
1.  ik
2. jij
3. hij, zij, u
1.  wij
2. jullie
3. zij, u  
1. yo
2. tú
3. él, ella, usted
1. nosotros/as
2. vosotros/as
3. ellos, ellas, ustedes
hablar

1. hablo
2.hablas
3.habla
1.hablamos
2.habláis
3.hablan
.

Slide 9 - Tekstslide

Vul de juiste vorm in van het werkwoord:

* Luisa y tú _____________ de cosas interesantes.
A
habla
B
hablamos
C
habláis
D
hablan

Slide 10 - Quizvraag

Hoe kun je vragen: "Hoe heet u?"
A
¿Cómo te llamas?
B
¿Como te llama usted?
C
¿Como se llamas ?
D
¿Como se llama usted?

Slide 11 - Quizvraag

Vul de juiste vorm in van het werkwoord:

* María _____________ las vacaciones en Málaga.
A
paso
B
pasa
C
pasas
D
pasan

Slide 12 - Quizvraag

Vul de juiste vorm in van het werkwoord:

* María y yo _____________ español para viajar a Latinoamérica.
A
estudio
B
estudias
C
estudiáis
D
estudiamos

Slide 13 - Quizvraag

Tú..................(estudiar)

Slide 14 - Open vraag

Juan y Pedro.................. (hablar)

Slide 15 - Open vraag

Sleep de -AR werkwoorden naar de juiste plek.
3.  Yo...................perfectamente el inglés.
1. Tú...............la salsa y el flamenco.
2. Pedro.............música española en su dormitorio.
5. Nosotros..................bien.
4. Carlos y tú .............por el parque.
6. Juan y María .......................en la escuela.
hablo
bailas
escucha
camináis
cantamos
estudian

Slide 16 - Sleepvraag

Viaje al español 
Programa de hoy
Vamos a terminar la Unidad 1
  • Klemtoonregels
  • bepaald lidwoord
  • geslacht zelfstandige nmw.
  • meervoud zelfstandige nmw.
  • WB: Reglas y sistemas 

Vamos a empezar con la Unidad 2  

Slide 17 - Tekstslide

los deberes
¿Preguntas?
  • WB: Oef. 1 t/m 21 (behalve 13,14,19)
  • TB: nr. 3 p. 10 + nr. 8 p.13  


WB oef. 21
Wat vond je van deze oefening?
WB oef. 20
Wat vond je van deze oefening?

Slide 18 - Tekstslide

¿Qué significa? TB  p.14
¿Qué significa...?                        -     ... significa ...
¿"Taza" significa "kopje"?        -     Sí, "taza" significa "kopje".
¿"Taza" significa "olie"?            -     No, "taza" significa "kopje".
¿"Taza" significa "kopje"?        -     No sé.


el aceite
olie
la naranja
de sinaasappel
el arroz
de rijst
la fruta
het fruit
la jirafa
de giraffe

Slide 19 - Tekstslide

La acentuación - De klemtoonregels 
WB. pag. 12.
  • Woorden die eindigen op een klinker -n of -s krijgen normaal gesproken de klemtoon op de voorlaatste lettergreep: Cuba, personas, hablan
  • Woorden die eindigen op een medeklinker (behalve -n of -s), hebben normaal gesproken de klemtoon op de laatste lettergreep: hablar, español, Madrid
  • Alle woorden die afwijken van deze regels, krijgen een geschreven accent op de beklemtoonde lettergreep: Pe, lix, laga

Slide 20 - Tekstslide

El artículo determinado TB p.15
singular y plural 
Mannelijke woorden eindigen meestal op - o. Vrouwelijke woorden eindigen meestal op -a evenals woorden op -ción en -dad. Zelfstandige naamwoorden op -e of medeklinker kunnen mannelijk of vrouwelijk zijn. 
Meervoud = klinker + -s / medeklinker + -es

singular           el teatro                                la palabra
                                   el hotel                                  la universidad 

   plural                los teatros                          las palabras
                                          los hoteles                            las universidades 

Slide 21 - Tekstslide

Trabajar en equipo
  • TB nr. 9 p.14 en 15 - Lees om de beurt een stukje tekst en vraag elkaar naar de betekenis van een woord. 
  • TB nr. 10 p.15 - Vul het schema in.
  • WB R&S p.13 en 14 - Vul in vanaf "Klemtoonregels"

Slide 22 - Tekstslide

Minor A2
Unidad 2
Primeros contactos
 

Slide 23 - Tekstslide

TB nr. 2 p.20 Mucho Gusto 
Luister naar de dialogen en lees mee.  



Encantado wordt gezegd door  
Encantada wordt gezegd door

¿Qué significa?
16
17
18
mannen
vrouwen
Aangenaam.

Slide 24 - Tekstslide

Primeros contactos
  • het werkwoord ser
  • het Spaanse alfabet
  • vraagwoorden
  • beroepsaanduidingen (mnl/vrl)
  • het onbepaald lidwoord
  • het werkwoord tener 
  • regelmatige werkwoorden op -er en -ir 
  • de ontkenning 

Slide 25 - Tekstslide

Primeros contactos
  • zich voorstellen 
  • zeggen waar je vandaan komt
  • vragen hoe het met iemand gaat
  • spellen
  • praten over beroepen en bedrijven
  • naar een telefoonnummer of         e-mailadres vragen
  • een ontkennende zin maken

Slide 26 - Tekstslide

Primeros contactos TB p.19
nr. 1a Welke beroepen hebben de personen op de foto??
15
¿ Quién es?
ik ben ...
ik woon in ...
ik werk in ...
¿Qué significa?
Olivia Varela

Slide 27 - Tekstslide

TB nr.2c p.20 Vul in m.b.v. de dialogen in opdracht 2.

Slide 28 - Tekstslide

De antwoorden.....

Slide 29 - Tekstslide

Trabajar en equipo
  • TB nr. 2a p.20 - Lees om de beurt een stukje tekst en vertaal (mondeling) wat er staat.. 
  • TB nr. 2c p.20 - Vul het schema in.

Tijd over?
WB oef. 1 en 2 p.17

timer
20:00

Slide 30 - Tekstslide

Het antwoord op de vraag hoe het gaat zal niet altijd 
"( muy) bien" zijn , hieronder andere opties.....:

Slide 31 - Tekstslide

El verbo SER  

ser 
1. yo
2. tú
3. él. ella, usted
1. nosotros/as
2. vosotros/as
3. ellos, ellas, ustedes
1. soy
2eres
3. es
1. somos
2. sois
3. son
TB nr. 4 p. 21 - Vul de oefening in.

Slide 32 - Tekstslide

Het gebruik van het werkwoord "ser"
¿Qué significa? " Yo soy Ana "  


¿Qué significa? "Yo soy de Holanda"  


¿Qué significa? ¿ De dónde eres? betekent???
Ik ben Ana
Ik kom uit Nederland.
Waar kom je vandaan?
lett.: Van waar ben jij?

Slide 33 - Tekstslide

El verbo SER  

                       Ser = zijn     Ser de = komen uit 
      
Ser + naam                     Soy Petra.
Ser + beroep                  Soy profesora. Soy estudiante.
Ser + nationaliteit         Soy holandés. / Soy holandesa.
Ser + definitie                Madrid es la capital de España.
Ser de + plaats/land     Soy de Eindhoven. Soy de Holanda.

Slide 34 - Tekstslide

                                     SER versus SER DE

Het werkwoord  SER betekent zijn : 
Soy Ana= ik ben Ana

het werkwoord SER met het voorzetsel DE
betekent lettelijk ZIJN VAN maar wij zeggen KOMEN UIT:
Soy de España= ik kom uit Spanje

Slide 35 - Tekstslide

¿Cómo se dice?
"Ik kom uit Guatemala."
A
Soy Guatemala
B
Soy de Guatemala

Slide 36 - Quizvraag

¿Cómo se pregunta?
"Kom je uit Spanje?"
A
¿Eres España?
B
¿ Eres de España?
C
¿De dónde España?
D
¿De dónde eres España?

Slide 37 - Quizvraag

TB nr. 5 p.21 ¿Cómo se escribe?
Carolina
olie
19
Luister naar het Spaanse alfabet. Welke letters worden anders uitgesproken?

Slide 38 - Tekstslide

¿Cómo se dice? "Ik ben Carmen."
A
me llamo Carmen
B
Soy Carmen
C
Soy de Carmen
D
Me llamas Carmen

Slide 39 - Quizvraag

¿Cómo se escribe tu nombre?
20 ¿Qué letra es?
¿Cómo se escribe tu nombre? 
¿Cómo se escribe tu apellido? 
¿Cómo se escribe el nombre de tu ciudad/pueblo?

Slide 40 - Tekstslide

La profesión y el lugar de trabajo p.  22/23
zie voor meer beroepen p.170 TB

Slide 41 - Tekstslide

Información personal p.23
21
luister en vul het schema 
Hoe vraag je:

  • Wat is jouw/uw (mobiele) telefoonnummer? :
¿ Cuál es tu/su teléfono/ número de móvil?
antwoord: Es el.........
  • Heeft u/ Heb jij email?
¿ Tiene/s correo electrónico?
antwoord: Sí, es..........

Slide 42 - Tekstslide

TB nr. 8 p.23 ¿ Qué hace usted? 

Slide 43 - Tekstslide

El verbo  TENER

1. yo
2. tú
3. él. ella, usted
1. nosotros/as
2. vosotros/as
3. ellos, ellas, ustedes
1. tengo
2. tienes
3. tiene
1. tenemos
2. tenéis
3. tienen 

TENER

Slide 44 - Tekstslide

El verbo  TENER

                      Tener = hebben  Tener + leeftijd 
      
¿Cuántos años tienes?                      Hoe oud ben jij?
¿Cuántos años tiene usted?            Hoe oud bent u?
¿Tengo ... años.                                     Ik ben ... jaar.

Let op: In combinatie met tener wordt meestal geen lidwoord gebruikt als het object niet nader omschreven wordt of als het gaat om iets waarvan je er meestal maar één of twee hebt. ¿Tienes coche? = Heb je een auto?

Slide 45 - Tekstslide

Señor/ señora met en zonder lidwoord, tb p 20,wb (!)p 25
vergelijk de volgende zinnen:
1. Mucho gusto, señora Ribas ( dialoog 1 oef.2)
2. La señora Ribas es la organizadora del congreso (oef 4)
Wanneer gebruik je het lidwoord en wanneer niet?:
maak opdr. 5B
wb  p. 18
timer
4:00

Slide 46 - Tekstslide

Lidwoord of niet?
Buenas tardes,______señora García.
¿Es usted___señor Gómez?
_____señora Alonso es profesora


Slide 47 - Open vraag

Deberes
Unidad 2 
  • Bestuderen behandelde stof
  • WB maken oef. 1 /m 12

Slide 48 - Tekstslide

¿Preguntas?

Slide 49 - Tekstslide

Werkwijze lessonup
1. De docent kan je in een “klas” op LessonUp plaatsen zodat je de les thuis nog eens rustig door kunt nemen en de quizzen, filmpjes, etc. nog zelf een keer kunt maken en bekijken.
2.  Daarvoor is het wel nodig dat jij een account aanmaakt bij LessonUp.
Ga daarvoor naar https://www.lessonup.com/nl/ - menu - registreren als leerling – voer je gegevens in.
3. Voer je klascode in:  icmvr

Slide 50 - Tekstslide

Panamericana p.17
De norte a sur.
Escucha y marca.
Escucha y marca en el mapa los países que se mencionan.

Slide 51 - Tekstslide

Eres tú

Slide 52 - Tekstslide