Les 4

Ecologie
1 / 27
volgende
Slide 1: Tekstslide
BiologieMiddelbare schoolhavoLeerjaar 3

In deze les zitten 27 slides, met interactieve quiz en tekstslides.

time-iconLesduur is: 45 min

Onderdelen in deze les

Ecologie

Slide 1 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Wat gaan we doen?
Paragraaf 3
Bespreken opdracht 3

Slide 2 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Opdracht 3
Bespreken

Slide 3 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Mensen hebben veel invloed op de natuur.

Slide 4 - Tekstslide

https://www.youtube.com/watch?v=kbS1VJyonuA
Maar de natuur heeft ook veel invloed op de natuur!

Slide 5 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Paragraaf 3 individu
prg 4= populatie
prg 5, 6 en 7= ecosysteem

Slide 6 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Verspreidingsgebied
Ieder soort heeft op aarde een bepaald verspreidingsgebied. Het gebied waar de soort voorkomt.

 

Dieren kunnen makkelijk verplaatsen naar een gebied waar ze het fijn hebben, maar planten niet. Hun zaden kunnen op plekken terecht komen welke niet ideaal zijn.

Slide 7 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Afbeelding 12
Buiten het verspreidingsgebied zijn er beperkende abiotische factoren. Deze overschrijden een tolerantiegrens (na deze grens kan een dier niet overleven.

 

Het gebied tussen de grenzen noem je het tolerantiegebied.
Kijk naar afbeelding 12 dit gaat over de temperatuur van guppy's (vissen), maar dit is bij planten ook het geval.

Slide 8 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Klimaat
Het verspreidingsgebied van een soort hangt samen met het klimaat. Het klimaat is een combinatie van verschillende abiotische factoren, zoals temperatuur, neerslag, wind en licht.

macroklimaat= een groot gebied op aarde waar vrijwel hetzelfde klimaat heerst.
microklimaat= hier zijn de abiotische omstandigheden anders. bv macroklimaat een bos gebied heeft veel verschillende microklimaten.

Slide 9 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Slide 10 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Abiotische factoren in een klimaat:
- temperatuur
- licht
-lucht
- water
- bodemgesteldheid

Slide 11 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Temperatuur
Veel planten en dieren kunnen leven tussen temperaturen van 0 en 45 graden. Vogels en zoogdieren kunnen ook temperaturen van beneden de 0 graden verdragen.

Wat zijn enzymen?

Slide 12 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Enzymen en temperatuur
De enzymactiviteit is afhankelijk van de temperatuur. Bij lage temperaturen ook een lage enzymactiviteit. Bij hoge temperaturen hoge enzymactiviteit.

Vooral belangrijk bij organisme die GEEN constante temperatuur hebben. 

Slide 13 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Elk organisme heeft andere toleranties voor temperaturen. Je ziet in Nederland bv. andere planten dan in Afrika. 

Dieren met een constante lichaamstemperatuur hebben vaak een groter tolerantiegebied. 

Welke temperaturen kunnen wij tolereren? 

Slide 14 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Wat valt je op?

Slide 15 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

In de winter
- Winterslaap/ winterrust 
- Vertrekken naar een warm land


Welke dieren doen aan winterslaap/ winterrust?

Slide 16 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Licht
Waar hebben planten licht voor nodig?

Zonplanten= hoge lichtintensiteit (open veld, woestijnen of steppen)

Schaduwplanten= beperkte lichtintensiteit (bossen)

Slide 17 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Daglengte
Lengte van de dag heeft invloed op planten en dieren, vooral op de voortplanting. 

Planten= krijgen bloemen wanneer de daglengte een bepaald aantal uur is.

vissen, amfibieën en vogels= tijdstip van paring en de eileg wordt beïnvloed door daglengte. Bij vogels ook invloed op de vogeltrek.

Slide 18 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

lucht
vooral invloed op planten:
- zorgt voor bestuiving en verspreiden van zaden bij windbloemen.
- bevat zuurstof/ koolstofdioxide.
Maar ook op mensen:
- bevat zuurstof/ koolstofdioxide
- luchtvervuiling

Slide 19 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Water
In zee zijn de abiotische factoren redelijk constant

oppervlakte water niet i.v.m. grote schommelingen van temperatuur of samenstelling van het water bv zuurstofgehalte of zoutgehalte. 

Wat gebeurd en met de dynamiek in een sloot bij veranderende abiotische factoren?

Slide 20 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Water en planten
Landplanten:
- hebben een waslaagje (cuticula) en huidmondjes
vochtig klimaat= veel huidmondjes en dunne cuticula
Droog klimaat= weinig huidmondjes en dikke cuticula
Waterplanten:
- klein of geen wortelstelsel
- zout waterplanten zelfde bouw als planten in droog klimaat

Slide 21 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Water en dieren
Waterdieren:
- zuurstofgehalte en zoutgehalte zijn belangrijk
- stromend water heeft een hoger zuurstofgehalte
- je hebt zoetwaterdieren en zoutwater of beide (hebben speciale aanpassingen)

Landdieren:
- amfibieën, slakken en wormen kunnen door hun huid heen water verdampen. Daarom hebben ze vochtige plekken nodig tegen uitdroging. 
- Dieren in warme gebieden hebben geconcerteerde urine tegen uitdroging. Ook weinig verdamping bij uitademing. 

Slide 22 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Bodemgesteldheid
Water loopt sneller door zand dan klei, aangezien klei grote bodemdeeltjes heeft.

klei is vruchtbaarder dan zand, aangezien klei zouten beter vasthoudt, maar wortels kunnen er moeilijker in wortelen

 afbeelding 14

Slide 23 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

humus 
organische en anorganische stoffen + microorganisme
De microorganisme zetten de stoffen om in voedingszouten (mineralen). Dit is voor planten belangrijk.

humus is ook belangrijk voor de bodem:
humus houdt bij zand water vast
zorgt bij klei ervoor dat de wortels beter kunnen wortelen
Zorgt ervoor dat regen en mineralen niet uitspoelen. (Zodat de bodem niet voedselarm wordt).

Slide 24 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Veel abiotische factoren hebben invloed op de soortensamenstelling van een ecosysteem.
- grondwaterstand lager door drinkwater > minder vochtige grond > andere planten > andere dieren
- ph > andere planten > andere dieren
- mineraal concentratie (nitraatzouten, zinkzouten en kalk) > andere planten > andere dieren



Slide 25 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Maken:
Opdracht 4

Nadenken:
- Van welke abiotische factoren hebben mensen last?
- Welke tolerantiegrenzen hebben mensen?


Slide 26 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

1) Van welke abiotische factoren hebben mensen last?
2) Welke tolerantiegrenzen hebben mensen?

Slide 27 - Open vraag

Deze slide heeft geen instructies