Woordenschat les 5

Jill
Rawan
Lorena
Isa
Liaan
Joanna
Lisa
Gabriella
Lora
Ecrin
Yousif
Nikki
Yanisha
Djaira
Maya
Dilayla
Sijeran
Rebecca
Guusje
Elisa
DOCENT ACHTER

Neem rustig plaats op je vaste plek. 
1 / 30
volgende
Slide 1: Tekstslide
NederlandsMiddelbare schoolvmbo b, kLeerjaar 4

In deze les zitten 30 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

time-iconLesduur is: 50 min

Onderdelen in deze les

Jill
Rawan
Lorena
Isa
Liaan
Joanna
Lisa
Gabriella
Lora
Ecrin
Yousif
Nikki
Yanisha
Djaira
Maya
Dilayla
Sijeran
Rebecca
Guusje
Elisa
DOCENT ACHTER

Neem rustig plaats op je vaste plek. 

Slide 1 - Tekstslide

Welkom!
Op tafel: Lesboek  en een pen
Jassen in de kluis.
Geen eten of drinken mee de les in. 
Geen telefoons!
timer
5:00
socialiseren

Slide 2 - Tekstslide

Vandaag

  • instructie
  • samen oefenen in LessonUp
  • evaluatie

Slide 3 - Tekstslide

Lesdoel
Aan het eind van de les kan ik
- woordraadstrategieën toepassen en de betekenis van moeilijke woorden vinden. 

Slide 4 - Tekstslide

Instructie
Jullie mogen in deze LessonUp inloggen. We gaan samen oefenen met woordenschat.

Slide 5 - Tekstslide


Kies de juiste betekenis van het woord:
Service
De service van die webwinkel is zeer slecht.
A
apparatuur
B
werk
C
hulp aan klanten
D
glazen en borden

Slide 6 - Quizvraag


Kies de juiste betekenis van het woord:
Zorgvuldig
Voordat je naar de tandarts gaat, moet je heel zorgvuldig poetsen.
A
comfortabel
B
hygiënisch
C
nauwkeurig
D
langdurig

Slide 7 - Quizvraag


Kies de juiste betekenis van het woord:
gemotiveerd zijn
Gio is voldoende gemotiveerd om te leren voor zijn proefwerk wiskunde; als hij een acht haalt, gaat hij over.
A
Goed over iets nadenken
B
Iets bekend maken
C
Iets proberen goed te maken
D
Je best willen doen

Slide 8 - Quizvraag


Kies de juiste betekenis van het gezegde:
ergens lucht van krijgen
A
Doen alsof je iets niet ziet of merkt
B
Iets heel goed ruiken
C
Iets onderzoeken
D
Iets beginnen te merken

Slide 9 - Quizvraag


Vul de zin aan:
Stephan staat altijd klaar om iets voor zijn oma te doen. Stephan is dus erg......
A
flexibel
B
behulpzaam
C
zelfstsandig

Slide 10 - Quizvraag


Vul in:
Als je 'leergierig' bent, dan....
A
Heb je moeite met leren
B
Kun je heel goed leren
C
Wil je heel graag leren

Slide 11 - Quizvraag


In een advertentie voor 'medewerker klantenservice' staat dat het bedrijf graag in contact komt met 'gemotiveerde sollicitanten'.
Daarmee wordt bedoeld: sollicitanten die.....
A
hun best willen doen
B
graag klanten helpen
C
erg nauwkeurig zijn

Slide 12 - Quizvraag


Jouw coach zet in de appgroep dat hij graag een overleg wil plannen met het hele team. Hij vraagt of iedereen zijn beschikbaarheid wil aangeven.
Wat is een juist antwoord op deze oproep?
A
Ik zou het graag willen hebben over aanwezigheid bij de trainingen
B
Ik kan 's avonds op maandag, woensdag en donderdag
C
Ik vind een overleg een goed plan en ik ben er graag bij

Slide 13 - Quizvraag


Wat is het tegenovergestelde van
'centraal staan'?
A
Geen tijd hebben
B
Zich niet kunnen aanpassen
C
Niet belangrijk zijn

Slide 14 - Quizvraag


In een advertentie staat: Restaurant Hofstede zoekt afwashulp.
Wat is de 'vacature'?
A
Het restaurant
B
De advertentie
C
De afwashulp

Slide 15 - Quizvraag


Je broer geeft zijn mening ergens over. Je moeder zegt: 
'Ik kan er geen touw aan vastknopen.'
Wat bedoelt ze?
A
Ik ben het niet met je eens
B
Ik snap niet wat je bedoelt
C
Ik heb hier geen verstand van

Slide 16 - Quizvraag


Je leest in de stadskrant dat de burgemeester oneerlijk zaken heeft gedaan. Een medewerker van de gemeente kreeg daar in de afgelopen weken lucht van.
Wat wordt er bedoeld met de tweede zin?
A
De medewerker werkte met de burgermeester samen
B
De medewerker kreeg de schuld van de burgermeester
C
De medewerker begon te merken dat er iets niet klopte.

Slide 17 - Quizvraag


Bejaarde man tovert saaie heg om tot meesterwerk

Wat is een synoniem voor 'tovert....om'. 
A
veranderd
B
geslaagd
C
verstopt

Slide 18 - Quizvraag


Geef nog een synoniem voor omtoveren en veranderen. 

A
denken
B
transformeren
C
hetzelfde blijven
D
opvangen

Slide 19 - Quizvraag


Je leest het spreekwoord: "Wie een kuil graaft voor een ander, valt er zelf in." Om te weten wat dit betekent, kun je in een woordenboek op zoek gaan. 
Bij welke letter in het woordenboek ga je dan zoeken?
A
w
B
k
C
g
D
a

Slide 20 - Quizvraag


Wat betekent het spreekwoord 'Wie een kuil graaft voor een ander, valt er zelf in?'
A
Wie een ander helpt, krijgt daar ook iets voor terug.
B
Wie een gat graaft in de grond, kan daar gemakkelijk zelf invallen
C
Wie een ander kwaad wild doen, krijgt daar zelf vaak last van.
D
Wie niet goed uitkijkt, kan zomaar zelf in een gat vallen

Slide 21 - Quizvraag


Wat betekent de uitdrukking ‘iemand in de maling nemen’?
A
Iemand vertellen dat je hem of haar leuk vindt.
B
Iemand bedriegen
C
Om iemand heen draaien.

Slide 22 - Quizvraag


Wat gebeurt er als de stoom uit je oren komt?
A
Dan heb je het heel erg warm
B
Dan schaam je je heel erg
C
Dan ben je heel enthousiast
D
Dan ben je heel erg boos.

Slide 23 - Quizvraag


Wat ben je, als je "met stomheid bent geslagen"?

A
je bent om niks geslagen
B
Een dom persoon heeft jou geslagen
C
Stomverbaasd
D
Boos

Slide 24 - Quizvraag


Wat betekent de uitdrukking; "Iemand een lesje leren"?

A
Iemand uitleggen waarom het niet leuk is om anderen voor de gek te houden.
B
Iets doen of zeggen waardoor iemand zich in het gevolg beter gedraagt.
C
Zorgen dat iemand begrijpt waarom het niet leuk is om steeds bijv. nat gegooid te worden.
D
Iemand extra les geven.

Slide 25 - Quizvraag


Wanneer zie je eruit als een 'bezopen kat'?

A
Als je zeiknat bent
B
Als je dronken op de grond ligt
C
Als je te vroeg bent opgestaan

Slide 26 - Quizvraag


Wat betekent 'de maat is vol'?

A
Dat je maatje te veel gegeten heeft
B
Dat iets afgelopen moet zijn
C
Dat de maatbeker vol is.

Slide 27 - Quizvraag


Wanneer zuig je iets 'uit je duim'? 

A
Als je gestoken bent door een bij en de angel moet eruit
B
Dat je iets verzint.
C
Dat je de waarheid spreekt.

Slide 28 - Quizvraag


Wat betekent het spreekwoord "Boontje komt om zijn loontje"?

A
Hij doet altijd erg braaf.
B
Hij krijgt wat hij verdient
C
Hij moet zijn eigen zaken regelen.

Slide 29 - Quizvraag

Slide 30 - Tekstslide