2tl hfd 2 Woordenschat Figuurlijk taalgebruik (2) Zelfstandig

            Woordenschat H2 - figuurlijk taalgebruik
1 / 29
volgende
Slide 1: Tekstslide
NederlandsMiddelbare schoolvmbo tLeerjaar 2

In deze les zitten 29 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

Onderdelen in deze les

            Woordenschat H2 - figuurlijk taalgebruik

Slide 1 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Leerdoelen
Je leert over figuurlijk taalgebruik.
Voorbereiding op s.o. Woordenschat

Slide 2 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Letterlijk taalgebruik:
Een gat in je hand hebben


Figuurlijk taalgebruik:
 Te veel uitgeven

Slide 3 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Figuurlijk taalgebruik
Spreekwoorden en uitdrukkingen zijn figuurlijk taalgebruik. 
We noemen dit ook wel BEELDSPRAAK.
Door beeldspraak komt een boodschap vaak krachtiger over. 

Slide 4 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Wat is figuurlijk taalgebruik?
A
Taalgebruik, precies zoals het er staat.
B
Er wordt iets anders bedoeld dan er eigenlijk staat.

Slide 5 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Wat is een voorbeeld van figuurlijk taalgebruik?
A
gewoon kip met rijst
B
een spreekwoord
C
een uitdrukking en een spreekwoord
D
een uitdrukking

Slide 6 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Welk spreekwoord zie je hier?
A
door dik en dun
B
zwart op wit
C
van top tot teen
D
zonder kop of staart

Slide 7 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Welk spreekwoord zie je hier?
A
Kat in 't bakkie.
B
Een kat in de zak kopen.
C
Een kat uit de zak kopen.
D
Een kat in de zak verkopen.

Slide 8 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Welk spreekwoord zie je hier?
A
De hond in de pan vinden
B
De hond eet alles op
C
De hond aan het aanrecht vinden
D
De hond in de pot vinden

Slide 9 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Welk spreekwoord zie je hier?
A
De appel valt ver van de boom
B
De appel valt niet ver van de boom
C
De appel valt op de grond
D
Alleen deze appel valt op de grond

Slide 10 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Wat betekent het spreekwoord:
Een oogje op iemand hebben
A
Als je heel erg verliefd bent op iemand, dan zie je alleen de leuke dingen van die persoon.
B
Als je een relatie wilt en je vraagt dit aan die persoon, maar de andere persoon wil dit niet
C
Als je lekker eten voor iemand maakt, wordt hij/zij sneller verliefd op jou.
D
Iemand heel erg leuk vinden, verliefd zijn op iemand.

Slide 11 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Spreekwoorden hebben een...
A
letterlijke betekenis
B
figuurlijke betekenis

Slide 12 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Wat betekenen deze spreekwoorden met 'uil'?
een dutje doen
een stomkop zijn
Een uiltje knappen.
Hij is een uil.

Slide 13 - Sleepvraag

Sleepvraag

Vraag: Wat betekenen deze spreekwoorden met uil?
Doe: Sleep de spreekwoorden naar de juiste betekenis.
Welk spreekwoord bestaat niet?
A
Hoge bomen vangen veel wind
B
Door de bomen het bos niet zien
C
Het blad valt niet ver van de boom
D
Achter de wolken schijnt de zon

Slide 14 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Achter de wolken schijnt zonneschijn

Wie een kuil graaft voor een ander, valt er zelf in
De appel valt niet ver van de boom
Een kat in het nauw maakt rare sprongen

Slide 15 - Sleepvraag

Deze slide heeft geen instructies

In de 17ᵉ eeuw hadden veel Nederlanders een baan in de scheepvaart. Hierdoor ontstonden een aantal spreekwoorden en gezegden, die tegenwoordig nog steeds gebruikt worden. Koppel elk gezegde aan de juiste betekenis.
buiten de boot vallen
mensen binnenboort houden
roeien met de riemen die je hebt
ergens in verzeild raken
niet mee kunnen doen met iets
je best doen om iets zo goed mogelijk te doen met beperkte middelen
toevallig ergens in terecht komen
ervoor zorgen dat iedereen mee blijft doen

Slide 16 - Sleepvraag

Deze slide heeft geen instructies

Vul het spreekwoord aan
water en ...

Slide 17 - Open vraag

Deze slide heeft geen instructies

Vul het spreekwoord aan
zonder kop of ...

Slide 18 - Open vraag

Deze slide heeft geen instructies

Vul het spreekwoord aan
met vallen en ...

Slide 19 - Open vraag

Deze slide heeft geen instructies

Vul het spreekwoord aan
vroeg of ...

Slide 20 - Open vraag

Deze slide heeft geen instructies

Vul het spreekwoord aan.
Door dik en ...

Slide 21 - Open vraag

Deze slide heeft geen instructies

Vul het spreekwoord aan
Van top tot ...

Slide 22 - Open vraag

Deze slide heeft geen instructies

Welk spreekwoord herken je hier?

Slide 23 - Open vraag

Deze slide heeft geen instructies

Welk spreekwoord staat hier ?

Slide 24 - Open vraag

Deze slide heeft geen instructies

Welk spreekwoord wordt hier uitgebeeld?

Slide 25 - Open vraag

Deze slide heeft geen instructies

Weet jij wat de volgende uitdrukkingen betekenen? Trek lijnen van de uitdrukkingen naar de juiste betekenis.
Meten met twee maten.
Iemand over het hoofd zien.
Een gat in de lucht springen.
Een zuurpruim zijn.
Appels met peren vergelijken.
Iemand vergeten zijn.
Heel erg blij zijn.
Altijd boos zijn.
Oneerlijk keuren.
Iets wat niet met elkaar te vergelijken is.

Slide 26 - Sleepvraag

Deze slide heeft geen instructies

Weet jij wat de volgende uitdrukkingen betekenen? Trek lijnen van de uitdrukkingen naar de juiste betekenis.
Leven in de brouwerij
naar iemands pijpen dansen
een boterbriefje halen
van de koude kermis thuis komen
een beestje na een feestje hebben
alles doen wat iemand vraagt
teleurgesteld zijn
hoofdpijn (een kater) hebben na te veel drinken
de saaiheid doorbreken
gaan trouwen

Slide 27 - Sleepvraag

Deze slide heeft geen instructies

Maak de uitdrukking af door van links naar rechts te slepen.
kwel
praal
nimmer
vlam
Pracht en ...
Nooit ofte ...
In vuur en ...
Kommer en ...

Slide 28 - Sleepvraag

Deze slide heeft geen instructies

Zie bord 

Slide 29 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies