Hoofdstuk 3: energieomzettingen in planten en dieren
Celstofwisseling
1 / 41
volgende
Slide 1: Tekstslide
BiologieMBOStudiejaar 1
In deze les zitten 41 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.
Lesduur is: 60 min
Onderdelen in deze les
Hoofdstuk 3: energieomzettingen in planten en dieren
Celstofwisseling
Slide 1 - Tekstslide
Inhoud
7.1 Inleiding
7.2 Energie
7.3 ATP
7.4 Celademhaling
7.5 Fermentatie
7.8 Fotosynthese
Slide 2 - Tekstslide
Celstofwisseling
Slide 3 - Woordweb
7.1 Inleiding
Metabolisme/celstofwisseling: Het totaal aan chemische reacties dat zich afspeelt in een cel
Katabolisme/dissimilatie: Chemische bindingen worden afgebroken -> energie komt vrij
Anabolisme/assimilatie: Cel neemt voedinsstoffen op en bouwt celonderdelen -> kost energie
Slide 4 - Tekstslide
7.2 Energie
Energie: De capaciteit om arbeid te verrichten.
Bijvoorbeeld:
1. Kinetische energie 2. Licht energie 3. Warmte energie
Potentiële energie: Opgeslagen energie (bijv. kind bovenaan een glijbaan of een auto bovenaan een berg)
Slide 5 - Tekstslide
7.2 Energie
Energie: De capaciteit om arbeid te verrichten.
Kinetische energie wordt omgezet naar potentiële energie als het kind de trap op klimt. Door te glijden wordt de potentiële energie omgezet tot kinetische energie.
Slide 6 - Tekstslide
7.2 Energie
Chemische energie:
Opgeslagen energie in de chemische bindingen van moleculen. Komt vrij als potentiële energie wordt omgezet in kinetische energie.
Komt bijvoorbeeld uit glucose. Een groot deel gaat verloren als warmte.
Slide 7 - Tekstslide
7.3 ATP
Een levende cel verricht drie belangrijke vormen van arbeid: 1. Mechanisch
2. Transport
3. Chemisch
Hiervoor is energie nodig.
AdenosineTriPhosfaat (ATP) fungeert als volle batterij in het lichaam.
AdenosineDiPhosfaat (ADP) fungeert als lege herlaadbare batterij in het lichaam.
Slide 8 - Tekstslide
7.3 ATP
ATP -> ADP + Pi + Energie (komt energie bij vrij)
ADP + Pi + Energie -> ATP (kost energie om te maken)
ATP kan opnieuw gebruikt worden door toevoeging van fosforzuur/fosfaatgroep (Pi) aan ADP
Fosforylatie:
Het toevoegen van fosforzuur aan ADP
Slide 9 - Tekstslide
7.4 Celademhaling
Hoe oogsten levende cellen de chemische energie die zit opgeslagen in voedsel?
M.b.v. enzymen breekt de cel complexe organische energierijke stoffen af tot eenvoudige afvalstoffen die minder energie bevatten
Celademhaling = Verbranding
Verbranding = dissimilatie (met of zonder O2)
Glucose is rijk aan potentiële energie
Slide 10 - Tekstslide
7.4 Celademhaling
Slide 11 - Tekstslide
7.4 Celademhaling
Doel Vormen van ATP met verschillende systemen 1. Glycolyse -> 2 ATP
2. Citroenzuurcyclus -> 2 ATP
3. Oxidatieve fosforylatie -> 26-28 ATP
Van elk glucose molecuul dat met zuurstof wordt afgebroken tot koolstofdioxide en water maakt de cel 30-32 moleculen ATP.
Slide 12 - Tekstslide
7.4 Citroenzuurcyclus
Doel: Pyruvaat afbreken tot steeds kleinere koolstof moleculen
Dit levert in totaal:
2 ATP op 6 NADH op
2 FADH op
Slide 13 - Tekstslide
7.4 Glycolyse
Doel: Glucose afbreken tot 2 moleculen pyruvaat.
Dit levert in totaal:
2 ATP op 2 NADH op
Dit proces gebeurt BUITEN het mitochondrion
Slide 14 - Tekstslide
7.4 Oxidatieve fosforylatie
Doel: ATP maken met de energie uit elektronen die NADH en FADH2 van de eerdere stappen hebben meegenomen.
Dit levert op: 28 ATP voor alle NADH en FADH2
Oxidatieve fosforylatie bestaat uit twee stappen: 1. Elektronentransportketen. 2. Chemiosmose
Slide 15 - Tekstslide
7.4 Samenvatting celademhaling
Verschillende systemen:
De glycolyse -> produceert 2 ATP EN NADH
De citroenzuurcyclus -> 2 ATP en NADH/FADH2
De oxidatieve fosforylatie -> 26-28 ATP
Van elk molecuul glucose dat (met O2) afgebroken wordt tot koolstofdioxide en water tijdens de celademhaling, maakt de cel 30-32 moleculen ATP.
Slide 16 - Tekstslide
7.5 Fermentatie
Fermentatie/gisting/anaerobe dissimilatie: Verbranding zonder zuurstof
Twee veel voorkomende typen: 1. Alcoholfermentatie
2. Melkzuurfermentatie
Dus geen citroenzuurcyclus en oxidatieve fosforylering!
Slide 17 - Tekstslide
7.5 Melkzuurfermentatie
Ophoping van melkzuur in het bloed: 1. Bloedplasma zuurder
2. Stimulatie ademhalingscentrum
3. Dieper en sneller ademhalen
4. Verbeterde zuurstoftoevoer
Ophoping van melkzuur in de spieren: 1. Verlaging pH
2. Vermoeidheid
3. Spierpijn
4. Kramp
Slide 18 - Tekstslide
7.5 Alcoholfermentatie
Alcoholfermentatie:
Glucose wordt omgezet naar koolstofdioxide en ethanol
C6H12O6 -> 2 C2H6O + 2 CO2 + 2 ATP
Slide 19 - Tekstslide
7.8 Fotosynthese
Organische stoffen:
Stoffen in de natuur, door organismen gemaakt
Bijv. aminozuren, vetten, eiwitten
Anorganische stoffen: Stoffen in de natuur, niet door organismen gemaakt Bijv. Koolstofdioxide, water, zouten
Slide 20 - Tekstslide
7.8 Fotosynthese
Heterotrofe organismen:
Organismen die andere organismen nodig hebben als voedsel. -> Moeten organische stoffen binnenkrijgen
Bacteriën, schimmels en dieren
Autotrofe organismen: Organismen die zelf voedsel (organische stoffen) produceren uit anorganische stoffen. Planten
Slide 21 - Tekstslide
7.8 Fotosynthese
Slide 22 - Tekstslide
7.8 Fotosynthese
licht
koolstofdioxide + water -> glucose + zuurstof
6 CO2 + 6 H2O -> C6H12O6 + 6 O2
Fotosynthese
D.m.v. lichtenergie wordt koolstofdioxide omgezet in koolhydraten
Dit gebeurt in alle groene delen van een plant
(Chloroplasten met chlorofyl)
Slide 23 - Tekstslide
7.8 Fotosynthese
Slide 24 - Tekstslide
Kan fotosynthese plaatsvinden in het donker?
A
Ja
B
Nee
Slide 25 - Quizvraag
Glycolyse vindt plaats in de mitochondriën
A
Ja
B
Nee
Slide 26 - Quizvraag
Dissimilatie is het proces waarbij er moleculen worden gemaakt. Dit kost energie.
A
Ja
B
Nee
Slide 27 - Quizvraag
Melkzuurfermentatie gebeurt in...
A
de mitochondriën
B
de chloroplasten
C
de ribosomen
D
het cytoplasma
Slide 28 - Quizvraag
Rode bloedcellen hebben geen kern en geen mitochondriën. Wat is het gevolg voor hun stofwisseling?
A
Geen ATP vorming
B
Wel ATP vorming, maar minder
C
Geen pyruvaat vorming
D
Meer zuurstof verbruik
Slide 29 - Quizvraag
Bij welke stap van de aerobe celademhaling ontstaat het meeste ATP?
A
Glycolyse
B
Oxidatieve fosforylering
C
Citroenzuurcyclus
D
Melkzuurfermentatie
Slide 30 - Quizvraag
Bij welke stap van de aerobe celademhaling ontstaat het meeste ATP?
A
Glycolyse
B
Oxidatieve fosforylering
C
Citroenzuurcyclus
D
Melkzuurfermentatie
Slide 31 - Quizvraag
Welke molecuul gaat de citroenzuurcyclus in? (waarmee start de cz-cyclus?)
A
Glucose
B
NADH
C
FADH2
D
Pyruvaat
Slide 32 - Quizvraag
ATP wordt gevormd volgens het onderstaand schema: ADP + Pi -> ATP
In welk van de onderstaande cellen vindt deze omzetting plaats?
A
Hersencel
B
Spiercel
C
Levercel
Slide 33 - Quizvraag
Neemt de hoeveelheid fosfaat toe of af in de cel als gevolg van de glycolyse?
A
Neemt toe
B
Neemt af
Slide 34 - Quizvraag
Welke van onderstaande processen vinden plaats in de mitochondriën?
A
Glycolyse
B
Oxidatieve fosforylering
C
Citroenzuurcyclus
Slide 35 - Quizvraag
Bij welk proces/processen worden er elektronen gebonden aan NAD+ / FADH?
A
Glycolyse
B
Oxidatieve fosforylering
C
Citroenzuurcyclus
Slide 36 - Quizvraag
Waarom wordt er bij gisting van glucose minder ATP geprocueerd?
A
Er worden meer elektronen uit glucose gehaald
B
Er worden geen elektronen uit glucose gehaald
C
Er worden minder elektronen uit glucose gehaald
D
De oxidatieve fosforylering kan niet plaatsvinden
Slide 37 - Quizvraag
Welke rol speelt NAD bij de dissimilatie?
A
Voor de levering van energie
B
Voor de omzetting van pyruvaat in melkzuur
C
Voor de synthese van eiwitten
D
Voor de overdracht van elektronen
Slide 38 - Quizvraag
Kan fotosynthese plaatsvinden in het donker?
A
Ja
B
Nee
Slide 39 - Quizvraag
Fotosynthese bestaat uit een licht en een donker reactie. Welk van de twee produceert glucose?
Moet het daarvoor donker zijn?
A
Licht, Ja
B
Donker, Ja
C
Licht, Nee
D
Donker, Nee
Slide 40 - Quizvraag
Heterotrofe organismen maken energie door anorganische stoffen op te nemen door andere organismen op te eten.