A plus 1 unité 2 FAIRE

1 / 25
volgende
Slide 1: Interactive video met 3 slides
FransMiddelbare schoolhavoLeerjaar 1

In deze les zitten 25 slides, met interactieve quizzen, tekstslides en 1 video.

time-iconLesduur is: 15 min

Onderdelen in deze les

3

Slide 1 - Video

Avec tous mes petits amis. Wat betekent: 'mes'?
A
jouw
B
mijn
C
alle
D
mooie

Slide 2 - Quizvraag

00:08
Wat volgt er nu ...
A
Pas très bien, merci
B
Bien! Merci!
C
Très bien merci
D
Super bien!

Slide 3 - Quizvraag

00:36
Welke zin volgt er nu?
A
Merci d'être ici.
B
Merci ,ça va bien.
C
Merci, ecoutez.
D
Merci avec tous mes amis.

Slide 4 - Quizvraag

01:12
En nu volgt....
A
avec pas de petits amis!
B
avec tous mes grands amis!
C
avec les amis!
D
avec tous mes petits amis!

Slide 5 - Quizvraag

'sa classe' betekent:
A
mijn klas
B
haar klas
C
zijn klas
D
haar of zijn klas

Slide 6 - Quizvraag

Voilà les livres de Benjamin. Ce sont .... livres.
A
sa
B
son
C
ses

Slide 7 - Quizvraag

Voilà la trousse de Quin. C'est ... trousse.
A
son
B
sa
C
ses

Slide 8 - Quizvraag

Le livre (m)  = het boek
SON livre  = ZIJN boek of HAAR boek

La trousse (v) = de étui
SA trousse = ZIJN étui of HAAR étui


Slide 9 - Tekstslide

notre classe = onze klas
VOTRE classe = jullie klas, UW klas (BELEEFDHEIDSVORM)
leur classe = hun klas

naslag: A Plus 1, TB p. 41




hun klas = leur classe

Slide 10 - Tekstslide

Madame, c'est ... stylo? (dus: uw)
A
votre
B
notre
C
vos
D
nos

Slide 11 - Quizvraag

Voilà le stylo de Fay. C'est .... stylo.
A
son
B
sa
C
ses

Slide 12 - Quizvraag

NIEUW ONDERWERP

WOORDJES DIE MET SCHOOL TE MAKEN HEBBEN. 

Slide 13 - Tekstslide

WOORDEN - COLLÈGE
l'anglais 
les maths
l'histoire
l'emploi de temps  (le temps = de tijd)
la récré
la cour de récréation
l'EPS (éducation physique et sportive) 
le SVT (science de la vie et de la terre) vie = leven; terre = aarde

Slide 14 - Tekstslide

MAAK NU OPDRACHT 1 
(BLIJF IN LESSONUP)
WERKBOEK P. 42
10 MINUTEN. 

Nous aussi, nous faisons du français, mais pas....
Wij doen ook frans, maar geen ...

timer
10:00

Slide 15 - Tekstslide

FAIRE 
=
DOEN

Slide 16 - Tekstslide

Il fait du piano 

Slide 17 - Tekstslide

Elle fait de la guitare

Slide 18 - Tekstslide

Le garçon fait du tennis très bien. 

Slide 19 - Tekstslide

?
A
Elle fait du cheval.
B
Elle fait du tennis.
C
Elle fait du foot.
D
Elle fait du hockey.

Slide 20 - Quizvraag


FAIRE = DOEN
JE FAIS = IK DOE
TU FAIS = JIJ DOET
IL/ELLE FAIT = HIJ/ZIJ DOET

Slide 21 - Tekstslide

Vertel in het Frans wat jij doet... je ....

Slide 22 - Open vraag


A

Slide 23 - Quizvraag

Hoe zeg je:
hij voetbalt?
A
Elle fait du foot.
B
Il fait du foot.
C
Faire du foot.
D
Ils font du foot.

Slide 24 - Quizvraag

Uitleg A Plus TB p. 43

faire du théâtre (le théâtre) = toneel spelen
faire de la natation (la natation) = zwemmen
faire de l'anglais (voor klinker) = engels leren
faire des maths (bij meervoud) = wiskunde leren. 
de + le = du
de + la = de la
de + l'= de l'
de + les = des 

Slide 25 - Tekstslide