3H/V (9-1-23) Herhaling argumentatie Lezen H3

Argumenteren (1)
1 / 22
volgende
Slide 1: Tekstslide
NederlandsMiddelbare schoolvwoLeerjaar 3

In deze les zitten 22 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

Onderdelen in deze les

Argumenteren (1)

Slide 1 - Tekstslide

Wat zit er in de toets?
  • Feitelijke & waarderende  argumenten
  • Opbouw van betogende teksten (tekstsoort)
  • Onderwerp & hoofdgedachte
  • Argumentatieschema invullen
  • Tekstdoelen
  • Stelling / argument / tegenargument / weerlegging

Slide 2 - Tekstslide

Leerdoelen
  • Ik kan onderscheid maken tussen een standpunt en een   
      argument
  • Ik kan feitelijke en waarderende argumenten onderscheiden
  • Ik kan een argumentatie weergeven in een blokjesschema

Slide 3 - Tekstslide

Klassikaal bespreken: de startopdracht op blz. 74

Slide 4 - Tekstslide

Opbouw argumentatie
Structuur:

Standpunt
Argument
want / omdat
dus / daarom

Slide 5 - Tekstslide

Soorten argumenten
Feitelijke argumenten
Dit zijn uitspraken waarvan de schrijver denkt dat ze waar zijn. Let op: een feitelijk argument (eigenlijk een soort leugen) hoeft niet waar te zijn. Ze zijn wel controleerbaar.

Naar mijn mening is Trump de populairste president ooit (standpunt), want bij zijn inhuldiging was de grootste menigte ooit (feitelijk argument - maar wel onwaar).

Slide 6 - Tekstslide

waarderende (niet-feitelijke) argumenten
Dit zijn uitspraken waarover je van mening kunt verschillen, voorbeelden van dergelijke argumenten zijn: 
  • normen en waarden
  • vermoedens
  • geloof of overtuiging
Je kunt deze uitspraken dus niet controleren.

Slide 7 - Tekstslide

Feitelijk of waarderend?
Ik ga liever niet mee naar Parijs, want er is veel criminaliteit.
A
Feitelijk
B
Waarderend

Slide 8 - Quizvraag

Feitelijk of waarderend?
Ik denk dat ik de toets heb gehaald, want ik heb mijn best gedaan.
A
Feitelijk
B
Waarderend

Slide 9 - Quizvraag

Feitelijk of waarderend:
Mobieltjes in de klas moeten verboden worden. Ze zijn irritant.
A
Feitelijk
B
Waarderend

Slide 10 - Quizvraag

Maak opdracht 1 op blz. 75
Klaar? Bestudeer het theorieblok op blz. 74 en 75
timer
1:00

Slide 11 - Tekstslide

Bij enkelvoudige argumentatie onderbouw je je standpunt met één argument

Slide 12 - Tekstslide

Onderschikkende argumentatie
Een schrijver kan een argument ook onderbouwen met een ondersteunend argument. Dit heet onderschikkende argumentatie: 

Slide 13 - Tekstslide

Nevenschikkende argumentatie

Slide 14 - Tekstslide

Combinatie van argumentaties
Je kunt beter geen alcohol drinken.
Het is slecht voor je gezondheid.
Het is gevaarlijk in het verkeer.
Het is duur.
Het is slecht voor je lever.
Met drank op moet je een taxi nemen.
Een taxi kost meer dan zelf rijden.

Slide 15 - Tekstslide

Argumentatie
De diagnose deugt niet, want er zijn meetfouten gemaakt en er zijn gegevens weggeraakt.
  • Wat is het standpunt?
  • Wat is het argument?
  • Wat is de structuur? Enkelvoudig,  nevenschikkend, nevenschikkend + onderschikkend? 

Slide 16 - Tekstslide


Wat voor soort argumentatie is dit?
A
nevenschikkende argumentatie
B
enkelvoudige argumentatie
C
onderschikkende argumentatie

Slide 17 - Quizvraag


A
Nevenschikkend
B
Onderschikkend
C
Enkelvoudig

Slide 18 - Quizvraag


A
Nevenschikkend (afhankelijk)
B
Nevenschikkend (onafhankelijk)
C
Enkelvoudig
D
Onderschikkend

Slide 19 - Quizvraag

Oefening: Argumentatiestructuur
Maak de argumentatiestructuur:
Stelling: Het festival van afgelopen weekend was niet leuk.

  • Het regende drie dagen onafgebroken. 
  • Een flesje water kostte 5 euro.
  • Het vliegtuig had vertraging. 
  • Het was erg duur. 
  • De hoofdact kwam niet opdagen. 

Slide 20 - Tekstslide

Oefening: Argumentatiestructuur
Het festival van afgelopen weekend was niet leuk.
Het vliegtuig had vertraging. 
Het was erg duur. 
De hoofdact kwam niet opdagen.
Een flesje water kostte 5 euro. 
Het regende drie dagen onafgebroken.

Slide 21 - Tekstslide

Maak nu de opdrachten voor de volgende les:
Opdrachten 2 en 3 op blz. 75 t/m 77 (behalve 3.3)

Slide 22 - Tekstslide