In deze les zitten 17 slides, met interactieve quiz en tekstslides.
Onderdelen in deze les
Slide 1 - Tekstslide
Wat gaan we doen
H21 Scheren
H22 Haarverzorging
H23 Nagelverzorging
Slide 2 - Tekstslide
Doelen
Aan het eind van deze les ...
kan je uitleggen wat de aandachtspunten zijn bij het nat en droog scheren.
kan je uitleggen wat de aandachtspunten zijn bij de nagelverzorging
Slide 3 - Tekstslide
Veel mannen scheren elke dag. Wanneer een cliënt dit niet meer kan, dien jij als Helpende de cliënt hierbij te helpen.
Ook (oudere) vrouwen hebben wel eens last van baardgroei. De meest vrouwen vinden dit erg vervelend, hou dus altijd rekening met schaamtegevoel.
Slide 4 - Tekstslide
Scheren kan elektrisch of met een scheermes. Dit laatste wordt 'nat scheren' genoemd.
Scheren kan op twee verschillende manieren...
Elektrisch
Slide 5 - Tekstslide
Bij scheerapparaten met een scheerblad (1,2,4) maak je op-en-neergaande bewegingen.
Slide 6 - Tekstslide
Als je een scheerapparaat gebruikt met ronddraaiende mesjes (3) dan moet je ook ronddraaiende bewegingen maken.
Slide 7 - Tekstslide
Nat scheren
Vraagt meer lef en oefening.
Scheer altijd met de groeirichting van de haren mee.
Slide 8 - Tekstslide
Belangrijk!
Trek de huid glad.
Wees voorzichtig met bultjes of puistjes.
Volg de wensen van de cliënt op het gebied van aftershave of huidcrème.
Slide 9 - Tekstslide
Opdracht 40
Pak opdracht 40 uit je boek erbij. we kijken gezamenlijk het filmpje, daarna maak je de opdracht
Slide 10 - Tekstslide
digitaal.boomonderwijs.nl
Slide 11 - Link
Haarverzorging
‘Als je haar maar goed zit!’. Dit geldt ook voor cliënten. Iedereen voelt zich prettiger met een verzorgd kapsel. Sommige cliënten help je dagelijks bij het verzorgen van het haar
Hoe kan je dit het beste doen?
En als iemand bedlegerig is?
Slide 12 - Tekstslide
De nagels
Gezonde nagels zijn egaal, levendig en glanzend. Ze hebben een roze kleur. Ze zijn sterk en buigzaam.
Functie:
beschermen van vingertoppen en teentoppen;
voorkomen van beschadiging van vingers en tenen;
oppakken van kleine voorwerpen;
geven steun aan eerste vinger en teenkootjes.
Slide 13 - Tekstslide
De opbouw
Nagelplaat of nagellichaam: dit is de nagel zelf. De opperhuid is verhoornd.
Nagelbed: weefsel onder de nagel.
Nageluiteinde: dit is het puntje van je nagel.
Nagelwortel: zit onder de huid van de vingertop.
Het halve maantje: met maantje is wit van kleur.
Nagelbed: Zachte gedeelte tussen de nagel en vinger
Nagelriem: voorste randje van de nagelwal
Slide 14 - Tekstslide
Slide 15 - Tekstslide
Kalknagels
Ontstaan door schimmelinfecties;
De nagel verkleurd wit, grijs of bruin en wordt dikker;
Laten behandelen door de pedicure.
Slide 16 - Tekstslide
Wat zijn de aandachtspunten bij het knippen van nagels?