Lesson goals: you can use adjectives in a sentence. You can write a short review
1 / 16
volgende
Slide 1: Tekstslide
EngelsMiddelbare schoolvmbo bLeerjaar 2
In deze les zitten 16 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.
Lesduur is: 45 min
Onderdelen in deze les
Today
- Vocabulary
-Find out the rule
- E. Grammar
Lesson goals: you can use adjectives in a sentence. You can write a short review
Slide 1 - Tekstslide
Sorry I didn't ... (herkennen) you yesterday
A
recognise
B
disguise
C
appear
D
practise
Slide 2 - Quizvraag
My best friend loves to go on an ... (avontuur).
A
charming
B
atmosphere
C
location
D
adventure
Slide 3 - Quizvraag
Blegh, we have to write a ... (samenvatting) about this book.
A
subtitles
B
silly
C
summary
D
storyline
Slide 4 - Quizvraag
Open your book on page 144 Read fashion week. What do you think the rule is?
Slide 5 - Woordweb
What is a noun?
Slide 6 - Open vraag
Wat is de correcte woordvolgorde in het Engels?
A
Wanneer doet wie waar wat
B
Wie doet wat waar wanneer
C
Waar doet wie wanneer wat
D
Wat doet wie waar wanneer
Slide 7 - Quizvraag
Zoals je weet bestaat er in het Engels een vaste woordvolgorde: wie / doet / wat / waar / wanneer.
He - watched - a film - on television - last weekend.
Wie - doet - wat - waar - wanneer
Slide 8 - Tekstslide
Je kunt ook een adjective (bijvoeglijk naamwoord) aan een zin toevoegen. Een adjective zegt iets over het zelfstandig naamwoord. Je zet ze dan voor het zelfstandig naamwoord.
He watched a funny film.
They bought a lovely dress.
We had a good time.
Slide 9 - Tekstslide
Soms zet je een adjective achter het werkwoord. In dat geval geeft de adjective extra informatie over het onderwerp.
Dit kan bij werkwoorden zoals to be, look, appear en seem.
She looks amazing in my new dress.
I am curious to see that new film.
They seem focussed on their singing careers.
Slide 10 - Tekstslide
My friends have a ... hide-out place.
This ... comedy is set in Los Angeles in 1990.
She is ...! She makes so many jokes.
The ... Harry Potter movie was the best.
romantic
first
hilarious
secret
Slide 11 - Sleepvraag
Type the number where the adjective belongs: She was (1) a (2) model (3) when she was (4) younger. (beautiful)
Slide 12 - Open vraag
Type the number where the adjective belongs: (1) Ben is (2) baby (3). ((an) adorable)
Slide 13 - Open vraag
Get to work
Page 145
Do exercise 31, 32, 33, 34
Finished? Grab one of the assignments from the front