adjectives (bijvoeglijke naamwoorden)

Welcome everybody!
aims of this lesson:

- I can use adjectives in a sentence 
- Ik kan bijvoeglijk naamwoorden gebruiken in een Engelse zin
1 / 15
volgende
Slide 1: Tekstslide
EngelsMiddelbare schoolmavoLeerjaar 2

In deze les zitten 15 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

time-iconLesduur is: 60 min

Onderdelen in deze les

Welcome everybody!
aims of this lesson:

- I can use adjectives in a sentence 
- Ik kan bijvoeglijk naamwoorden gebruiken in een Engelse zin

Slide 1 - Tekstslide

What I expect from you
- participate actively
- listen to each other 
- raise your hand

Slide 2 - Tekstslide

Overview
- word order
- adjectives (bijvoeglijk naamwoorden)

Slide 3 - Tekstslide

Word order
De man legde het boek gisteravond op tafel 
The man put the book on the table last night


Slide 4 - Tekstslide

Zoals je weet bestaat er in het Engels een vaste woordvolgorde: wie / doet / wat / waar / wanneer.

 

He - watched - a film - on television - last weekend.

Wie - doet - wat - waar - wanneer

Slide 5 - Tekstslide

Slide 6 - Tekstslide

zegt iets over het zelfstandig naamwoord
Je kunt ook een adjective (bijvoeglijk naamwoord) aan een zin toevoegen. Een adjective zegt iets over het zelfstandig naamwoord. Je zet ze dan voor het zelfstandig naamwoord.


He watched a funny film.
They bought a lovely dress.
We had a good time. 

Slide 7 - Tekstslide

adjective achter het ww
Soms zet je een adjective achter het werkwoord. In dat geval geeft de adjective extra informatie over het onderwerp. 
Dit kan bij werkwoorden zoals to be, look, appear en seem.
  

She looks amazing in my new dress.
I am curious to see that new film.
They seem focussed on their singing careers.

Slide 8 - Tekstslide

Type the number where the adjective belongs:
She was (1) a (2) model (3) when she was (4) younger. (beautiful)

Slide 9 - Open vraag

Type the number where the adjective belongs:
(1) Ben is (2) baby (3).
((an) adorable)

Slide 10 - Open vraag

Zelf oefenen 
Op tafel :
- papier
- pen of potlood

Schrijf de volgende zin over en zet het bijvoeglijk naamwoord (het woord wat tussen haakjes staat) op de juiste plek.
Zometeen samen nakijken

Slide 11 - Tekstslide

Oefening 
Schrijf de zin over en zit de adjective (het bijvoeglijk naamwoord wat tussen haakjes staat) op de juiste plek in de zin. 

1. Kris lives in that house at the end of the street (big)
2. Claire is to see that new film  (curious)
3. She looks in my new dress (amazing)

Slide 12 - Tekstslide

Do the exercises
- On your own or together with your neighbor 
- silent/ whisper 
- raise your hand if you have a question

- finished? 
Do exercise: 47 C, 47 D, 48 & 49

Slide 13 - Tekstslide

Do exercises 
- 32, 33 B, 34 A & B & 35 A & B (page 144)

Finished? Do exercise 47 C, 47 D, 48 & 49 (page 152)



timer
20:00

Slide 14 - Tekstslide

Break 
timer
10:00

Slide 15 - Tekstslide